ECLI:NL:TGDKG:2015:56 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet40.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:56
Datum uitspraak: 19-05-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet40.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 18 december 2012 met zaaknummer 763.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 40.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 25 juli 2012 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 12 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 18 december 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 28 december 2012

Bij brief van 4 januari 2013, ingekomen op 8 januari 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Na een aantal aanhoudingen is het verzetschrift behandeld ter openbare terechtzitting van 7 april 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 19 mei 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Op 3 januari 2012 is een arrest ten gunste van klaagster gewezen. De voormalige advocaat van klaagster heeft op 12 maart 2012 de gerechtsdeurwaarder de opdracht gegeven om het arrest te betekenen. Voorts is de opdracht gegeven om voor de verdere executie zorg te dragen. Bij brief van 26 april 2012 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij niet langer als contactpersoon op zal treden. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop het dossier gesloten en de originele stukken uit het dossier aan de voormalige advocaat geretourneerd. In het begeleidende schrijven van 27 april 2012 staat dat indien klaagster wenste dat de gerechtsdeurwaarder het dossier verder behandelt, zij de gerechtsdeurwaarder hiertoe opdracht zou moeten geven. Op 22 mei 2012 ontving de gerechtsdeurwaarder een e-mail waarin klaagster informeerde naar de stand van zaken. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bij brief van 29 mei 2012 medegedeeld dat haar dossier was gesloten en tevens aangegeven dat voor verdere behandeling een opdracht van klaagster was vereist. Hierover hebben klaagster en de gerechtsdeurwaarder veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.

4. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij niet aan zijn ministerieplicht heeft voldaan, en zij van hem geen antwoord kreeg op haar brieven.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is de ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten als hierom wordt verzocht. Uit de door partijen overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder brieven van klaagster heeft beantwoord en haar meerdere keren schriftelijk heeft medegedeeld dat zij hem expliciet de opdracht moet geven om de vordering te incasseren en hem de originele stukken moet doen toekomen. Nu klaagster dit heeft nagelaten is geen sprake van het weigeren van de ministerieplicht.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klaagster heeft in verzet - samengevat - aangevoerd dat zij zich niet met de beschikking kan verenigen. Klaagster ontkent de door de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift genoemde brieven te hebben ontvangen. Klaagster ontvangt haar post op drie verschillende adressen, namelijk in haar woonhuis te [     ], het bij haar praktijk behorende woonhuis te [     ], en haar dierenartsenpraktijk te [     ]. Vanwege haar drukke praktijk is het vaste gewoonte geworden dat haar in de praktijk aanwezige medewerkers en ook een  bereidwillige vriend de inkomende post verzamelen en sorteren en aan klaagster  overhandigen. Post, zowel uitgaande als inkomende, wordt nauwkeurig opgeslagen. Kennelijk is het feit dat de bedoelde brieven niet zijn ontvangen, te wijten aan de onvolkomen postbezorging, waarvan in de media regelmatig sprake is.

6.2 Klaagster is er van overtuigd, dat zij de gerechtsdeurwaarder zeer duidelijk te kennen heeft gegeven hem opdracht tot executie te verstrekken. Uit de door klaagster aan de gerechtsdeurwaarder verzonden brieven blijkt dat klaagster er te goeder trouw van uit is gegaan, dat de gerechtsdeurwaarder, die ook het arrest aan de wederpartij had betekend, de openbaar ambtenaar was, die zich met de executie van het arrest had belast. Klaagster is onbekend met het vakgebied van de gerechtsdeurwaarder. Zij heeft er steeds opnieuw in al haar brieven om inlichtingen aan beklaagde geen twijfel over laten bestaan, dat zij meende dat beklaagde de executie zou uitvoeren. Klaagster verzoekt de Kamer de beschikking van de voorzitter te heroverwegen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Dat klaagster de gerechtsdeurwaarder een opdracht heeft verstrekt, en de onderliggende stukken naar hem heeft gestuurd, is niet aangetoond. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd, werpt dan ook geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. Th.C.M. Hendriks - Jansen, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.