ECLI:NL:TGDKG:2015:55 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW308.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:55
Datum uitspraak: 12-05-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDW308.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslagvrije voet. Woonplaats in Nederland? De Kamer is van oordeel dat klager voldoende heeft aangetoond dat hij weer in Nederland woonachtig is. Het eindeloos nieuwe barrières opwerpen om geen beslagvrije voet vast te stellen is niet terecht. Op zich is het standpunt van de gerechtsdeurwaarders dat klager onvoldoende informatie heeft geschaft, niet onbegrijpelijk. Maar nu zij zich op het standpunt hebben gesteld dat klager aanvankelijk geen vaste woon- of verblijfplaats had, hadden zij op zijn minst aan hem om een huurovereenkomst kunnen vragen, toen klager zei te beschikken over een woonplaats. De gerechtsdeurwaarders hadden dus een beslagvrije voet moeten toepassen. Indien zij van mening waren dat de inlichtingen van klager onvoldoende waren dan had de beslagvrije voet hoogstens gehalveerd kunnen worden. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 12 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 308.2014 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 9 april 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 27 mei 2014 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015. Partijen zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 mei 2015.

2. De feiten

De gerechtsdeurwaarders hebben op 23 november 2012 beslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klager.

In verband met een preferente vordering van de belastingdienst, die het beslag hebben beëindigd, wordt er vanaf februari 2014 afgedragen aan de gerechtsdeurwaarders.

Tussen de gerechtsdeurwaarders en de gemachtigde van klager is vervolgens gecorrespondeerd waarbij de gemachtigde tekens inlichtingen heeft verschaft en de gerechtsdeurwaarder zich telkens op het standpunt heeft gesteld dat de inlichtingen onvoldoende waren. Het betreft brieven van 5 februari 2014 (gemachtigde), 17 februari 2014 (gerechtsdeurwaarders, 18 februari 2014, (gemachtigde), 4 maart 2014 (gerechtsdeurwaarders), 7 maart 2014 (gemachtigde), 13 maart 2014 (gerechtsdeurwaarders), 20 en 31 maart 2014 (gemachtigde), 9 april 2014, gemachtigde, 15 april 2014 (gerechtsdeurwaarders), 16 april 2014 (gemachtigde), 25 april 2014 (gerechtsdeurwaarders), 28 april 2014 (gerechtsdeurwaarders), 28 april 2014 (gemachtigde), 1 mei 2014 (gerechtsdeurwaarders), 6 mei 2014 (gemachtigde), 9 mei 2014 (gerechtsdeurwaarder), 8 mei 2014 (advocaat van klager) en 9 mei 2014 (gerechtsdeurwaarder).

3. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders samengevat geen rekening te willen houden met de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarders hebben beslag gelegd op zijn uitkering en geen beslagvrije voet vastgesteld.  Klager stelt voldoende inlichtingen te hebben verschaft op grond waarvan de gerechtsdeurwaarders de beslagvrije voet zouden kunnen toepassen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet gerechtsdeurwaarders (waarnemend en kandidaat-gerechtsdeurwaarders daaronder begrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet als beklaagde worden aangemerkt. Nu niet kan worden vastgesteld wie verantwoordelijk is voor het dossier van klager en evenmin uit de stukken blijkt welke gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd en de beslagvrije voet op nihil heeft gesteld, worden conform vaste rechtsspraak (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) beide aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders aangemerkt als beklaagden. Hiermee is in de aanhef rekening gehouden.

5.2 Ter beoordeling staat of door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld in de zin van voormeld artikel.

5.3 Bij een beslag op een periodieke uitkering geldt in beginsel altijd een beslagvrije voet behoudens een aantal in de wet geregelde gevallen waarvoor geen beslagvrije voet geldt, zoals in de onderhavige zaak. De gerechtsdeurwaarders hebben het bepaalde in art. 475e Rv toegepast: voor vorderingen van een schuldenaar die niet in Nederland woont of vast verblijft geldt geen beslagvrije voet.

Verder is uitgangspunt dat uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1986-1987, 17897, nr. 5, p. 13 en Kamerstukken II 2007-2008, 24 515, nr. 138, p. 3-41 ) en de civiele jurisprudentie ten aanzien van de beslagvrije voet samengevat volgt dat de beslagvrije voet onverwijld en met terugwerkende kracht dient te worden aangepast tenzij onbekendheid met de juiste beslagvrije voet te wijten is aan (toerekenbaar) onjuiste of onvolledige inlichtingen van de zijde van de beslagene.

5.4 De Kamer is van oordeel dat klager voldoende heeft aangetoond dat hij weer in Nederland woonachtig is, in elke geval per 9 april 2014 (productie 3 bij klacht uittreksel GBA). Het eindeloos weer nieuwe barrières opwerpen om geen beslagvrije voet vast te stellen is naar het oordeel van de Kamer niet terecht.

5.5 Op zich is het standpunt van de gerechtsdeurwaarders dat klager onvoldoende informatie heeft geschaft, niet onbegrijpelijk. Maar nu zij zich op het standpunt hebben gesteld dat klager aanvankelijk geen vaste woon- of verblijfplaats had, hadden zij op zijn minst aan hem om een huurovereenkomst kunnen vragen, toen klager zei te beschikken of een woonadres vanaf 9 april 2014. De gerechtsdeurwaarders hadden dus een beslagvrije voet moeten toepassen. Indien zij van mening waren dat de inlichtingen van klager onvoldoende waren dan had de beslagvrije voet hoogstens gehalveerd kunnen worden.

5.6 Vanwege de ernst van het te maken verwijt acht de Kamer na te melden maatregel op zijn plaats.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarders ieder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en

A.M. Maas,  leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.