ECLI:NL:TGDKG:2015:52 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet17.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:52
Datum uitspraak: 20-02-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet17.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het niet met de beslissing van de voorzitter eens en deze wordt vernietigd. In verzet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zich veel actiever had moeten opstellen. Klager heeft onbetwist gesteld dat zijn werkgever al eind januari 2014 had gebeld met de gerechtsdeurwaarder. Toen was er echter slecht een kleine betalingsachterstand die de omvang van het beslagen bedrag niet rechtvaardigde. Afgezien hiervan is gebleken dat het beslagexploot geen rechtvaardiging vormde om het beslag niet op te heffen nadat de betalingsachterstand uit december 2013 was voldaan. De eventueel in de toekomst verschuldigde alimentatietermijnen worden daarin niet genoemd. De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte de indruk gewekt dat het terecht was dat het beslag nog doorliep. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 20 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 10 december 2014 met nummer 613.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 17.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van 31 december 2014 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ter griffie ontvangen op 3 januari 2015, heeft klager tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 januari 2015. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 20 januari 2015 gereageerd op het verzetschrift. Hij heeft laten weten niet ter zitting te kunnen verschijnen. Klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 februari 2015.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder heeft op 3 december 2013 ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd onder diens werkgever voor een bedrag van € 641,96 uit hoofde van een alimentatieverordening. In december 2013 is de vordering door klager voldaan. Op verzoek van de opdrachtgever heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag daarna in stand gelaten. Op 29  januari 2014 heeft de werkgever van klager een bedrag van € 1.208,00 aan de gerechtsdeurwaarder afgedragen. Op 3 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 1.108,51 aan de werkgever terugbetaald en heeft hij tevens verzocht om het beslag per direct weer te laten herleven en € 223,89 per maand af te dragen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager voert aan dat hij, nadat door een beslag de alimentatievordering was voldaan, van zijn werkgever te horen kreeg dat het beslag was opgeheven. Klager was naar eigen zeggen bij met de betaling van de alimentatie. Klager was dan ook verbaasd dat hij te horen kreeg dat er weer loonbeslag lag. Na twee maanden kreeg hij te horen dat er een bedrag van € 1.108,51 was teruggestort. In die brief van 3 april 2014 van de gerechtsdeurwaarder stond ook vermeld dat de gerechtsdeurwaarder het beslag had laten herleven en dat er maandelijks een bedrag moest worden ingehouden. Klager vraagt zich af wie daarvoor toestemming had gegeven en wie de hoogte van dat bedrag heeft bepaald. Klager mist van het terugbetaalde bedrag nog altijd een bedrag van € 99,75. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat er niet rechtstreeks met hem is gecommuniceerd maar rechtstreeks met zijn werkgever. Telefonisch werd hij bij de gerechtsdeurwaarder niet goed geïnformeerd.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Volgens hem is op zijn kantoor de afdracht van eind januari 2014 boekhoudkundig verwerkt. De dossierbehandeling was echter op dat moment niet aanwezig en klager heeft ook geen direct contact opgenomen. Toen de dossierbehandelaar weer beter was, heeft zij direct contact opgenomen met de executant om de hoogte van de vordering te kunnen bepalen. Kort nadat daarover duidelijkheid was ontstaan, is hetgeen te veel was ontvangen teruggestort. Het verschil ziet op de te weinig door klager aan de executant betaalde alimentatie.

5. De beschikking van de voorzitter

De voorzitter heeft geconcludeerd dat de klacht kennelijk ongegrond is. Volgens de gerechtsdeurwaarder is het beslag niet opgeheven maar in stand gelaten omdat klager volgens de executant maandelijks een te laat bedrag aan lopende alimentatie afdroeg. Volgens de voorzitter komt die standpunt aannemelijk voor, omdat een beslag bij een alimentatievordering ook gelegd mag worden voor toekomstige niet tijdig betaalde termijnen. Daaraan doet niet af dat klager een tegenvordering op de executant zou hebben. Alimentatievorderingen dienen ten behoeve van levensonderhoud en kunnen niet worden verrekend met andere vorderingen, aldus de voorzitter. Voor het overige heeft de klacht betrekking op een executiegeschil waarover de voorzitter niet kan oordelen.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter tijdig ingesteld, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beschikking van de voorzitter. Er is in januari 2014 wel degelijk ten onrechte beslag gelegd, omdat er slechts een betalingsachterstand bestond van € 8,89. Bovendien heeft klager wel degelijk actie ondernomen, niet alleen op 23 maart 2014 maar ook al op 7 maart 2014 via zijn advocaat. Voorafgaand aan 7 maart 2014, eind januari 2014, heeft de werkgever al contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen. Toen heeft de gerechtsdeurwaarder gezegd dat het geld bevroren was. Bovendien is het teveel ingehouden bedrag veel te laat terugbetaald. Klager heeft ter zitting stukken onderbouwd ter ondersteuning van dit standpunt.    

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat uit de bij het verzetschrift door klager overgelegde e-mailcorrespondentie niet blijkt dat klager rechtstreeks met hem contact heeft opgenomen naar aanleiding van de inhouding van januari 2014. De advocaat van klager heeft pas op 23 maart 2014 telefonisch contact opgenomen. Van correspondentie tussen de advocaat van klager en de opdrachtgever is de gerechtsdeurwaarder niet op de hoogte. Nadat de opdrachtgever op 23 maart 2014 contact had opgenomen is er adequaat gehandeld. Dat de werkgever van klager per abuis in januari 2014 het gehele bedrag boven de beslagvrije voet heeft afgedragen, kan hem niet worden aangerekend.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Klager heeft in verzet ook aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd. Dat betreft echter een nieuwe klacht die in verzet niet voor het eerst kan worden aangevoerd. Om die reden wordt daar verder niet op ingegaan in deze beslissing.

9.2  In verzet is het de Kamer gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zich veel actiever had moeten opstellen. Klager heeft onbetwist gesteld dat zijn werkgever al eind januari 2014 had gebeld met de gerechtsdeurwaarder. Dit blijkt ook uit de e-mail van de werkgever van 17 februari 2014. Toen was er echter slecht een kleine betalingsachterstand die de omvang van het beslagen bedrag niet rechtvaardigde.

9.3 Afgezien hiervan is het de Kamer gebleken dat het beslagexploot geen rechtvaardiging vormde om het beslag niet op te heffen nadat de betalingsachterstand uit december 2013 was voldaan. De eventueel in de toekomst verschuldigde alimentatietermijnen worden daarin niet genoemd. De gerechtsdeurwaarder heeft echter ten onrechte de indruk gewekt dat het terecht was dat het beslag nog doorliep. Hij heeft onvoldoende actie ondernomen. Hij had het beslag in januari 2014 moeten opheffen en had veel eerder tot terugbetaling moeten overgaan.

9.4 Gelet op de ernst van deze gedragingen acht de Kamer na te melden maatregel op zijn plaats.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet gegrond;

-           verklaart de klacht alsnog gegrond;

-           legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.