ECLI:NL:TGDKG:2015:44 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet764.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:44
Datum uitspraak: 17-02-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet764.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 17 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 7 oktober 2014 met nummer 205.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 764.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van 8 oktober 2014 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ter griffie ontvangen op 23 oktober 2014, heeft klager tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 januari 2015. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 6 januari 2015 laten weten niet te zullen verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 februari 2015.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met het incasseren van een vordering op klager wegens een premieschuld.

-           Op 16 januari 2013 is een verstekvonnis ten laste van klager gewezen.

-           Op 24 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het verstekvonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 13 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager loon-beslag gelegd, welk beslag op 20 januari 2014 aan klager is overbetekend.

-           Bij e-mail van 20 maart 2014 heeft klager zich bij de gerechtsdeurwaarder beklaagd.

-           Op 24 maart 2014 ontving de gerechtsdeurwaarder de laatste inhouding van de werkgever van klager en heeft hij de vordering met zijn opdrachtgever afgerekend.

-           Bij brief van 31 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op de bij hem ingediende klacht gereageerd.

-           Tussentijds hebben klager en de gerechtsdeurwaarder veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte een aanzienlijk deel van zijn laatste salaris heeft ingehouden.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarde heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beschikking van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter tijdig ingesteld, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen. De door de Kamer op 23 oktober 2014 aan klager verstuurde brief met de mededeling dat het er naar uitzag dat het verzet niet tijdig was ingediend, was niet juist en had niet verzonden mogen worden.

7. De gronden van het verzet                                                                                        

Klager is het niet eens met de beschikking van de voorzitter.              

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beschikking van de voorzitter. Met welke beschikking de Kamer zich verenigt.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.