ECLI:NL:TGDKG:2015:37 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet72.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:37
Datum uitspraak: 07-04-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet72.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 april 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 30 december 2014 met zaaknummer 331.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 72.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 9 mei 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 6 juni 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 30 december 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 19 januari 2015.

-           Bij brief, ingekomen op 27 januari 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Klager is zonder schriftelijke mededeling niet ter zitting verschenen.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 24 februari 2015 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder niet zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 7 april 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van klager op 29 april 2014 bankbeslag gelegd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze onterecht beslag heeft gelegd op een rekening waarop zijn WWB-uitkering wordt gestort en hem van het beslag ook niet op de hoogte heeft gesteld.  

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat tegenover het verweer van de gerechtsdeurwaarder, waarin hij de gang van zaken en zijn handelwijze heeft toegelicht, de enkele stellingen van klager niet voldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. De gerechtsdeurwaarder heeft sinds 2011 vier dossiers met betrekking tot klager in behandeling. De afwikkeling daarvan is ongeveer een jaar aangehouden om klager en/of zijn achtereenvolgende bewindvoerders gelegenheid te geven om met een voorstel te komen. Dit is achterwege gebleven, zodat de executie ter hand is genomen. De overbetekening van het beslag heeft plaatsgevonden op 1 mei 2014 aan de laatst bekende bewindvoerder. Pas daarna heeft deze bewindvoerder laten weten dat het bewind per 1 april 2014 was opgeheven. Uit het feit dat klager op 2 mei 2014 telefonisch contact opnam, is de gerechtsdeurwaarder gebleken dat klager van het beslag op de hoogte was. Daarom is afgezien van herhaalde overbetekening, ook met het oog op de kosten. Dit is onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk laakbaar. Blijkens de bij verweerschrift overgelegde verklaring van de bank heeft het beslag geen doel getroffen, zodat de omstandigheid dat op die rekening de WWB-uitkering wordt gestort geen bespreking behoeft. Voor het overige betreft de klacht een executiegeschil waarover de Kamer in beginsel geen oordeelt velt. Dat is voorbehouden aan de gewone rechter, zoals de gerechtsdeurwaarder terecht heeft aangevoerd.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beschikking van de voorzitter. Hij heeft aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder ondanks dat hij weet dat er een WSNP verzoek loopt, doorgaat met het nemen van incassomaatregelen, waaronder het leggen van het bedoelde bankbeslag hetgeen er toe heeft geleid dat de bank € 150,00 aan administratiekosten in rekening heeft gebracht. Op deze manier wordt het hem onmogelijk gemaakt om een minnelijke regeling te treffen en klager is van mening dat dit handelen van de gerechtsdeurwaarder wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar is.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Het is een gerechtsdeurwaarder toegestaan beslag te leggen, ook als hij weet dat een WSNP aanvraag aanhangig is. De Kamer merkt nog op dat het de gerechtsdeurwaarder niet kan worden verweten dat de bank bij klager   € 150,00 aan administratiekosten in rekening heeft gebracht. Indien klager het niet eens is met de in rekening gebrachte administratiekosten dient hij zich tot de bank dan wel de gewone rechter te wenden. Het tuchtrecht biedt hiervoor niet de geëigende weg. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. Th.C.M. Hendriks-Jansen, voorzitter, en mr. E.C. Smits en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.