ECLI:NL:TGDKG:2015:36 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet69.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:36
Datum uitspraak: 07-04-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet69.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 april 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 30 december 2014 met zaaknummer 924.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 69.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ]

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 december 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 29 december 2014, heeft de gerechtsdeur-waarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 30 december 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 23 januari 2015.

-           Bij brief, ingekomen op 30 januari 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 24 februari 2015 alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 7 april 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 9 oktober 2014 aan klager een beschikking betekend met bevel tot betaling. De beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

-           Op 27 oktober 2014 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder verzocht om de zaak aan te houden in verband met een door klager ingesteld verzet tegen de beschikking.

-           Bij brief van 13 november 2014 heeft de opdrachtgever aan de gerechtsdeur-waarder medegedeeld dat na gedeeltelijke betaling door klager beslag kan worden gelegd voor een bedrag van € 207,00.

-           Op 20 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager loonbeslag gelegd.

-           Bij brief van 24 november 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om het ten laste van hem gelegde loonbeslag op te heffen.

-           Op 15 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de ingehouden gelden aan klager gerestitueerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte beslag heeft gelegd, omdat hij verzet had aangetekend tegen de beschikking. De gerechtsdeurwaarder was daarvan op de hoogte en heeft toegezegd dat er zolang nog niet onherroepelijk was beslist, geen executie zou plaatsvinden. Volgens klager heeft hij schade geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.

5. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Omdat de opdrachtgever bij brief van 13 november 2014 had verzocht om beslag te leggen op de inkomsten van klager, verkeerde de gerechtsdeurwaarder in de veronderstelling dat het verzet van klager inmiddels was afgedaan. Nadat klager, nadat het beslag aan hem was overbetekend, contact had opgenomen, heeft de gerechtsdeurwaarder direct contact opgenomen met zijn opdrachtgever die hem nog diezelfde dag, op 2 december 2014, heeft meegedeeld dat het verzet inderdaad nog liep. De gerechtsdeurwaarder heeft eveneens nog op dezelfde dag het UWV gebeld met de mededeling dat het beslag niet had mogen worden gelegd en als opgeheven kon worden beschouwd. Bij brief is klager daarvan op de hoogte gesteld en is hem ook meegedeeld dat eventueel reeds overgemaakte gelden zouden worden teruggestort.

6. De beslissing van de voorzitter

6.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat tegenover het gemotiveerde verweer van de gerechtsdeurwaarder, waarin hij de gang van zaken en zijn handelwijze heeft toegelicht, de enkele stellingen van klager niet voldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.  Er is weliswaar onterecht beslag gelegd, omdat het verzet tegen de beschikking nog liep en deze niet uitvoerbaar bij voorraad was, maar de gerechtsdeurwaarder mocht er op grond van de brief van zijn opdrachtgever, een advocaat, van uitgaan dat hij gerechtigd was om tot beslaglegging over te gaan. Toen bleek dat er sprake was van een misverstand, heeft de gerechtsdeurwaarder een en ander direct rechtgezet.

6.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

7. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij zich niet met de beschikking van de voorzitter kan verenigen, omdat de gerechtsdeurwaarder hem niet tijdig van het gelegde loonbeslag in kennis had gesteld. Daarnaast eist klager een schade-vergoeding van de gerechtsdeurwaarder.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Klager heeft terecht opgemerkt dat ten onrechte beslag is gelegd. Dit kan echter de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten, omdat hij is afgegaan en ook mocht afgaan op de inhoud van de brief van zijn opdrachtgever waarin werd meegedeeld dat voor het in die brief vermelde bedrag beslag kon worden gelegd.

De Kamer merkt verder op dat een tuchtprocedure als deze - nog daargelaten de vraag of hiervoor aanleiding zou bestaan - geen ruimte biedt voor een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

8.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. Th.C.M. Hendriks-Jansen, voorzitter, en mr. E.C. Smits en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.