ECLI:NL:TGDKG:2015:34 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet19.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:34
Datum uitspraak: 24-03-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet19.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 maart 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 16 december 2014 met zaaknummer 583.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 19.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ]

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 15 augustus 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 15 oktober 2014, heeft de gerechtsdeur-waarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 16 december 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 31 december 2014.

-           Bij brief, ingekomen op 6 januari 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 februari 2015 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 24 maart 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van twee beschikkingen van 25 maart 2013 respectievelijk 23 mei 2014.

-           Op 26 juni 2014 heeft een collega van de gerechtsdeurwaarder beide beschikkingen aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 2 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder zich vervoegd aan het woonadres van klager om beslag tot afgifte te leggen op de in eerstgenoemde beschikking genoemde roerende zaken.

-           Nadien is tussen klager en diens ex-partner discussie ontstaan over de concrete bedragen die zij aan elkaar verschuldigd (zouden) zijn.

-           Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder, in opdracht van de ex-partner van klager, loonbeslag ten laste van klager gelegd.

4. De oorspronkelijke klacht

De Kamer herformuleert de oorspronkelijke klacht, zoals opgenomen in de beschikking van de voorzitter, als volgt.

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: pas telefonisch contact met hem heeft opgenomen nadat loonbeslag was gelegd terwijl was afgesproken dat telefonisch contact zou worden opgenomen voordat loonbeslag gelegd zou gaan worden;

b: ten onrechte gelden heeft geïncasseerd, omdat deze bedragen niet in de ten laste van hem gegeven beschikkingen stonden vermeld.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat uit het verweerschrift kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager heeft medegedeeld dat hij met zijn ex-partner tot overeenstemming diende te komen over wie welk bedrag aan de ander verschuldigd is. Nu partijen geen overeenstemming hebben bereikt en de gerechts-deurwaarder van de ex-partner de opdracht kreeg om ten laste van klager loonbeslag te leggen was hij, gelet op zijn ministerieplicht, gehouden het loonbeslag te leggen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat indien klager het niet eens is met het ten laste van hem gelegde loonbeslag, hij zich dan kan wenden tot de voorzieningen-rechter. Het tuchtrecht biedt hiervoor niet de geëigende weg.

5.3 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter zijn klacht verkeerd heeft geïnterpreteerd. Klager beklaagt zich er namelijk over dat de gerechtsdeurwaarder pas telefonisch contact met hem heeft opgenomen nadat loonbeslag was gelegd terwijl was afgesproken dat telefonisch contact zou worden opgenomen voordat loonbeslag zou worden gelegd. Daarnaast beklaagt klager zich er over dat de gerechtsdeurwaarder gelden heeft geïncasseerd die niet in de ten laste van hem gegeven beschikkingen stonden vermeld.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen, met inachtneming van hetgeen hierna onder 7.2 en 7.3 wordt overwogen, naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet met aanvulling van de gronden ongegrond verklaren.

7.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a verschillen klager en de gerechtsdeurwaarder van mening over de vraag wanneer de gerechtsdeurwaarder contact met klager heeft opgenomen. Het ligt op de weg van klager, die stelt dat de gerechtsdeurwaarder een met hem, klager, gemaakte afspraak heeft geschonden, om die stelling tegenover de uitdrukkelijke betwisting daarvan aannemelijk te maken. Klager heeft zijn standpunt niet nader onderbouwd en ter zitting heeft hij medegedeeld dat hij zijn standpunt niet nader zal kunnen onderbouwen. Daarom kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft en is klagers stelling dat de gerechtsdeurwaarder die met hem gemaakte afspraak heeft geschonden, niet aannemelijk geworden. Enig klachtwaardig handelen op dit punt kan dan ook niet worden vastgesteld, zodat  dit onderdeel van de klacht als zijnde ongegrond moet worden afgewezen.

7.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer dat dit onderdeel van de klacht betrekking heeft op de executie van een titel. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd. Het tuchtrecht biedt hiervoor niet de geëigende weg.

7.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.