ECLI:NL:TGDKG:2015:27 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet977.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:27
Datum uitspraak: 03-03-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet977.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 maart 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 16 december 2014 met zaaknummer 230.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 977.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 19 maart 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 6 mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 16 december 2014 heeft de voorzitter klaagster deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in de door haar ingediende klacht en de klacht deels als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 18 december 2014. Bij brief van 30 december 2014 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 januari 2015 alwaar klagers en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 maart 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Ter uitvoering van een op 20 mei 2005 ten laste van klaagster gewezen vonnis heeft een tweetal collega’s van de gerechtsdeurwaarder op 28 november 2005 de door klaagster bewoonde woning ontruimd. Een deel van de inboedel is ter bewaring opgeslagen. De overige roerende zaken van geen waarde, alsmede het aanwezige grofvuil, zijn afgevoerd naar de gemeentelijke vuilstortplaats. Een trommel met gereed geld is aan de rechtmatige eigenaar overhandigd.

b)      Op 24 januari 2006 is een klacht van klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder door de voorzitter van deze Kamer kennelijk ongegrond verklaard (zaak-nummer: 474.2005). Tegen deze beschikking is geen verzet ingesteld.

c)      Bij brief van 18 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een specificatie aan klaagster doen toekomen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder na de ontruiming niet aan haar duidelijk heeft gemaakt wat er met haar inboedel is gebeurd (a) en (b) de gerechtsdeurwaarder geen specificatie van de vordering aan haar heeft doen toekomen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel a overwegen dat de gerechtsdeurwaarder terecht heeft gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klacht die in de eerdere procedure (zoals in deze beschikking vermeld onder de feiten) aan de orde is gesteld. Klaagster kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de Kamer voorleggen. Klachtonderdeel a is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b heeft de voorzitter overwogen dat uit de door partijen overgelegde brief van 18 februari 2014 kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk een specificatie aan klaagster heeft doen

toekomen. Van het niet verstrekken van een specificatie is dan ook geen sprake.

6. De gronden van het verzet

De gronden van het verzet komen er – samengevat – op neer dat klaagster de Kamer verzoekt haar klacht opnieuw te beoordelen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. De verwijten van klaagster betreffen voornamelijk het handelen van haar ex-echtgenoot die na de in 2005 door de gerechtsdeurwaarder uitgevoerde ontruiming volgens klaagster spullen uit het huis heeft gehaald. Klaagster dient haar ex-echtgenoot daarop aan te spreken. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd werpt geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en mrs. C.W. Inden en J.J.L. Boudewijn , leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.