ECLI:NL:TGDKG:2015:242 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet702.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:242 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-12-2015 |
Datum publicatie: | 11-03-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet702.2015 |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Uitvoeren opdracht. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 15 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 28 juli 2015 met zaaknummer 836.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 702.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
- Bij brief met bijlagen, ingekomen op 16 oktober 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
- Bij verweerschrift, ingekomen op 12 december 2014, heeft de gerechtsdeur-waarder op de klacht gereageerd.
- Bij beslissing van 28 juli 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 29 juli 2015.
- Bij brief, ingekomen op 10 augustus 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
- Bij fax van 17 oktober 2015 heeft klager een pleitnota aan de Kamer doen toekomen en medegedeeld dat het niet zeker is of hij tijdens de openbare zitting zal verschijnen.
- Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 3 november 2015, de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
- De uitspraak is bepaald op 15 december 2015.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
De gerechtsdeurwaarder heeft in januari 2013 een door klager opgestelde dagvaarding betekend en heeft hem in de procedure die daarop is gevolgd bij de kantonrechter in [ ] bijgestaan als gemachtigde.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:
1) zijn taak niet eerlijk en nauwgezet heeft uitgevoerd;
2) in strijd heeft gehandeld met de richtlijn 93/13 EEG;
3) heeft verzuimd een verzoek op grond van exhibitieplicht ex artikel 843a Rv toe te passen;
4) heeft verzuimd om incidenteel appel in te stellen met betrekking tot een buitengerechtelijke vernietigingsbeslissing;
5) door zijn wijze van handelen klager heeft benadeeld;
6) in strijd heeft gehandeld met de artikelen 6,13 en 17 EVRM;
7) in strijd heeft gehandeld met zijn zorgplicht en daardoor aan klager schade heeft berokkend, waarbij klager zich heeft beroepen op richtlijn 2000/35 EG.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
‘ 4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Tegenover dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken duidelijk heeft toegelicht en zeer gemotiveerd is ingegaan op de verschillende verwijten van klager, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.
4.3 K lager verschilt met de gerechtsdeurwaarder onder meer van mening over de vraag of de werkzaamheden wel op de juiste wijze zijn uitgevoerd, in het bijzonder met betrekking tot de gevoerde gerechtelijke procedure. Het door de gerechtsdeurwaarder ingenomen standpunt dienaangaande is verdedigbaar, althans het is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter een dergelijk civielrechtelijke geschil te beoordelen, al was het maar omdat de onderhavige procedure zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering. Klager kan zich met dit meningsverschil wenden tot de gewone rechter. Overigens rust met betrekking tot de uitvoering van een opdracht als de onderhavige op de gerechtsdeurwaarder een inspanningsverplichting, die hij met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving naar eer en geweten dient uit te voeren. Niet is gebleken dat daaraan niet is voldaan.’
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat het beginsel van hoor en wederhoor niet goed is toegepast, omdat de voorzitter een beslissing heeft genomen zonder hem in de gelegenheid te stellen om mondeling te reageren op hetgeen de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift heeft gesteld. Daarnaast stelt klager zich op het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, omdat hij zijn werkzaamheden niet op de juiste wijze heeft uitgevoerd.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat op een bij de Kamer neergelegde klacht een reactie van de gerechtsdeurwaar-der volgt. Uit de wet volgt niet dat klager in de gelegenheid moet worden gesteld om op de reactie van de gerechtsdeurwaarder te reageren, waarna - gelet op het recht van hoor en wederhoor - de gerechtsdeurwaarder weer de gelegenheid zou moeten krijgen om op de reactie van klager te reageren. Dit is evenmin een regel van Nederlands recht (Gerechtshof Amsterdam, 31-8-2010, LJN: BN9401). Dat de voorzitter een beslissing heeft genomen zonder klager in de gelegenheid te stellen om mondeling op het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder te reageren levert, gelet op het vorenstaande, geen strijd met de goede procesorde op. Hierbij wordt mede in overweging genomen dat tegen de beslissing van de voorzitter verzet openstaat in welke procedure klager alsnog zowel schriftelijk als mondeling op het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder kan reageren. Daarnaast heeft klager onvoldoende duidelijk gemaakt welk handelen van de gerechtsdeurwaarder in strijd zou zijn met de door hem geciteerde rechtsregels. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.
7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. E.C. Smits en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.