ECLI:NL:TGDKG:2015:238 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet707.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:238 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-12-2015 |
Datum publicatie: | 22-01-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet707.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De Kamer overweegt dat de beslissing van de voorzitter geen stand kan houden en dient te worden vernietigd. De gerechtsdeurwaarder valt te verwijten dat hij niet goed naar de zaak heeft gekeken. Voldoende is komen vast te staan dat klager het in de procedure bij repliek gevorderde bedrag had voldaan voordat het vonnis was gewezen. Op het moment dat klager de achterstallige huur heeft voldaan was de procedure echter al gevorderd tot de conclusie van repliek waarbij de vordering is verminderd met de betaling die bij de gerechtsdeurwaarder bekend was. Omdat klager niet van dupliek heeft gediend, zijn de overige door hem gedane betalingen niet in de procedure meegenomen. Dat valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten, zij het dat ook hier geldt dat hij in principe de eis nog wel had mogen verminderen. Door de voormelde wijze van betaling in gedeelten is echter wel begrijpelijk dat destijds niet geheel duidelijk was hoe de betalingen moesten worden toegerekend. Klacht gegrond, geen maatregel opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 22 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 4 augustus 2015 op de klacht in de zaak met zaaknummer 291.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 707.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief van 22 maart 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief van 7 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beschikking van 4 augustus 2015 heeft de voorzitter klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 augustus 2015.
Bij brief van 17 augustus 2015, ingekomen op 19 augustus 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 2 november 2015 heeft klager aanvullende stukken ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 24 november 2015 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 december 2015.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de navolgende feiten:
a) Klager is bij vonnis van 10 juni 2009 door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 653,80 vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 maart 2009 tot aan de dag van voldoening.
b) Bij brief van 30 oktober 2013 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om een kopie van de uitspraak van de kantonrechter van 10 juni 2009 en een lijst met achterstanden van Ymere. Verder deelt klager mede dat in de uitspraak een bedrag aan te betalen huur staat vermeld welk bedrag al door hem was betaald.
c) Bij brieven van 31 oktober 2013, 13 december 2013, 29 maart 2015, 12 maart 2015 en 1 juni 2015 is klager door de gerechtsdeurwaarder aangemaand het op grond van het vonnis van de kantonrechter van 10 juni 2009 verschuldigde bedrag te voldoen.
d) Tussen de gerechtsdeurwaarder en een door klager ingeschakelde advocaat is gecorrespondeerd bij e-mail van 4 juni 2015 (gerechtsdeurwaarder aan advocaat), 9 juni 2015 (advocaat aan gerechtsdeurwaarder) en 15 en 24 juni 2015 en 24 juli 2015 (gerechtsdeurwaarder aan advocaat).
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze tijdens de in 2009 gevoerde procedure bij de kantonrechter heeft verzuimd om melding te maken van alle huurbetalingen van klager tot en met 4 mei 2009. Volgens klager was op die datum de later door de kantonrechter toegewezen hoofdsom al volledig betaald. Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder de kantonrechter bewust misleid en is hij als gevolg hiervan ten onrechte veroordeeld. Ook in de fase van de executie van het vonnis is de gerechtsdeurwaarder niet bereid gebleken om rekening te houden met de betalingen van klager. Klager stelt dat hij mede door toedoen van de gerechtsdeurwaarder in grote problemen is geraakt.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht omdat de klacht is ingediend buiten de op grond van artikel 6 EVRM in tuchtprocedures geldende termijn van drie jaar, te rekenen vanaf het moment dat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs had moeten zijn van de gedragingen waarop de klacht betrekking heeft.
6. De gronden van het verzet
Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Hij heeft van de gerechtsdeurwaarder nooit een antwoord ontvangen over het vorderen van bedragen die al door hem waren voldaan. Bij e-mail van 5 februari 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarder daar nog eens op gewezen. Na inschakeling van een advocaat is het klager duidelijk geworden hoe de vordering tot stand is gekomen. De klacht is gericht op het gedrag van de gerechtsdeurwaarder, de gevolgen daarvan voor klager en de uitvoering van het vonnis over een periode van 6 jaar. Klager is vanaf juni 2010 voor een lange periode dakloos en heeft geen post ontvangen. Klager verwijst naar zijn klacht en de door hem overgelegde bewijsstukken waaruit blijkt dat klager de vordering al voor het vonnis had voldaan. Eerst in 2015 is klager ervan op de hoogte geraakt dat de door klager gedane betalingen van 24 april 2009 en 4 mei 2009 waren doorgeschoven naar de maand mei 2009 zonder klager daarvan in kennis te stellen. In een naar zijn advocaat verzonden e-mail zegt de gerechtsdeurwaarder dat de betalingen die na vonnis zijn ontvangen, zijn ontvangen tussen de dagvaarding en het vonnis en daarom niet in het vonnis maar na het vonnis zijn geadministreerd en verwerkt. Klager erkent de maandhuur in gedeelten te hebben voldaan maar wijst erop dat Ymere die wijze van betaling vanaf 24 juli 2008 tot en met de dagvaarding in 2009 heeft gedoogd. Klager stelt het bij repliek gevorderde bedrag al voor het wijzen van vonnis te hebben voldaan. Klager wijst erop dat de acceptgiro’s die hij van Ymere krijgt op maand staan genummerd. Op de afschriften van de betalingen staan de nummers van de acceptgiro vermeld. Uit de afschriften blijkt dat de maand april is voldaan op 6, 14 en 20 april 2009 en de maand mei is voldaan op 20, 21 en 27 mei 2009 en 3 juni 2009.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De Kamer is van oordeel dat de beschikking van de voorzitter niet in stand kan blijven en dient te worden vernietigd.
7.2 De Gerechtsdeurwaarderswet kent geen termijn waarbinnen een klager een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder ten aanzien van zijn handelen of nalaten kan indienen. Niettemin kan in redelijkheid niet worden aanvaard dat de mogelijkheid om een klacht in te dienen aan geen enkele termijn gebonden zou zijn. In de verhouding tussen partijen in tuchtrechtelijke procedures als deze, geldt – mede gelet op het bepaalde in artikel 6 EVRM – dat een gerechtsdeurwaarder er in zijn algemeenheid aanspraak op kan maken dat een klacht binnen een redelijke termijn na het bekend worden van het beweerdelijk klachtwaardige handelen of nalaten wordt ingediend.
7.3 Er dient dus eerst te worden onderzocht op welk moment klager redelijkerwijs voldoende geïnformeerd kon worden geacht om een klacht te kunnen indienen.
7.4 Hoewel klager al op 5 februari 2010 (aan de gerechtsdeurwaarder verzonden e-mail) in reactie op een brief van de gerechtsdeurwaarder van 1 februari 2010 bezwaar maakte tegen de gevorderde hoofdsom blijkt eerst uit een tot de stukken behorende e-mail van een door klager ingeschakelde advocaat van 9 juni 2015 voldoende duidelijk hoe de vork in de steel zat. Gelet op het tijdsverloop van 5 jaar tussen 5 februari 2010 en 22 maart 2015 is de klacht niet binnen een redelijke termijn ingediend, maar aangezien er sprake is van een voortdurend proces – de kwestie speelde nog – dient niet de gehele periode als onredelijk te worden aangemerkt (ECLI:NL:GHAMS:2009:BL4273). De Kamer acht een periode van 3 jaar redelijk, teruggerekend vanaf het moment van indiening van de klacht bij de Kamer. De termijn waarbinnen klager gerechtigd wordt geacht tot indiening van zijn klacht begint daarom te lopen op 22 maart 2012. Vanaf dat moment zal de Kamer de klacht van klager beoordelen.
8. De beoordeling van de klacht
8.1 In de kern betreft de klacht het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder tijdens de in 2009 gevoerde procedure bij de kantonrechter heeft verzuimd om melding te maken van alle huurbetalingen van klager tot en met 4 mei 2009 en dat hij ondanks de door klager herhaaldelijk overgelegde bewijsstukken in de jaren daarna volhardt in het innen van het volledige toegewezen bedrag.
8.2 Uit het vonnis blijkt dat de bij dagvaarding van 6 maart 2009 ingestelde vordering bij repliek is gewijzigd en verminderd tot betaling van de huur tot en met april 2009 zijnde € 653,80. Klager stelt op 4 mei 2009 de volledige achterstand aan huur te hebben voldaan en verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de kantonrechter niet van deze betaling op de hoogte heeft gesteld waardoor klager is veroordeeld tot betaling van een bedrag dat al door hem was voldaan.
8.3 Uit het door klager als productie 1 bij de klacht en productie 4 van het verzetschrift overgelegde overzicht van door hem gedane huurbetalingen en de door hem als productie 2 bij de klacht overgelegde afschriften blijkt dat door klager een aantal bedragen is overgemaakt aan Ymere. Gezien de op de afschriften vermelde door Ymere aan klager verstrekte acceptgironummers (het laatste cijfer betreft de maand) kan geen misverstand bestaan op welke maandhuur deze betalingen betrekking hadden.
6 april 2009 € 214,00 door Ymere ontvangen op 7 april 2009
14 april 2009 € 141,00 door Ymere ontvangen op 15 april 2009
20 april 2009 € 78,90 door Ymere ontvangen op 22 april 2009
-----------
Totaal € 433,90 laatste cijfer acceptgiro is 3 = huur maart 2009
8.4 In zijn verweer stelt de gerechtsdeurwaarder dat bij repliek rekening is gehouden met het door Ymere van klager ontvangen bedrag ad € 214,00, welk bedrag in mindering is gebracht op de bij dagvaarding ingestelde vordering op klager. Bij de uiteindelijke invordering is ook rekening gehouden met de door Ymere van klager ontvangen bedragen ad € 141,00 en € 78,90 die in mindering op de vordering zijn gebracht.
8.5 De Kamer acht dit verweer in zoverre steekhoudend dat de repliek naar de gerechtsdeurwaarder onweersproken heeft gesteld naar de rechtbank is verzonden op 8 april 2009 voor de rolzitting van 15 april 2009. Dan is het begrijpelijk dat geen rekening kon worden gehouden met op 15 en 22 april 2009 door Ymere ontvangen bedragen. Dit neemt echter niet weg dat het de gerechtsdeurwaarder gezien het bepaalde in artikel 130 Rv vrijstond om de vordering bij akte nadien met deze bedragen te verminderen zolang nog geen vonnis was gewezen.
8.6 Daarnaast stelt de gerechtsdeurwaarder dat de bedragen die na 22 april 2009 zijn
gedaan in mindering strekten op de nadien vervallen huurtermijnen. De door klager
gedane betalingen van € 125,00 (van 24 april 2009) en € 308,90 (van 4 mei 2015) tezamen
€ 433,90, hadden volgens hem betrekking op de maand mei 2009.
8.7 Naar het oordeel van de Kamer strookt dit verweer niet met het feit dat klager bij zijn betalingen gebruik heeft gemaakt van de nummers vermeld op de door hem van Ymere ontvangen acceptgiro’s. Die nummers eindigen op 4 hetgeen inhoudt dat de hiervoor onder 8.6 vermelde betalingen betrekking hadden op de huur voor de maand april 2009.
8.8 De huurbetalingen voor de maand mei 2009 zijn door klager blijkens de door hem overgelegde afschriften (de acceptgironummers eindigen op 5) gedaan op 20 mei 2009 (€ 175,00), 27 mei 2009 (€ 80,00) en op 3 juni 2009 (€ 128,90) = € 433,90.
8.9 Gelet op het voorgaande is voldoende komen vast te staan dat klager het bij repliek gevorderde bedrag had voldaan voordat het vonnis was gewezen. Op het moment dat klager de achterstallige huur heeft voldaan was de procedure echter al gevorderd tot de conclusie van repliek waarbij de vordering is verminderd met de betaling die bij de gerechtsdeurwaarder bekend was. Omdat klager niet van dupliek heeft gediend, zijn de overige door hem gedane betalingen niet in de procedure meegenomen. Dat valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten, zij het dat ook hier geldt dat hij in principe de eis nog wel had mogen verminderen. Door de voormelde wijze van betaling in gedeelten is echter wel begrijpelijk dat destijds niet geheel duidelijk was hoe de betalingen moesten worden toegerekend.
8.10 Weliswaar heeft de gerechtsdeurwaarder een formele titel om de hoofdsom en de proceskosten te verhalen maar gelet op het voorgaande zou het niet ondenkbaar zijn als hij volstaat met het verhalen van de proceskosten. Anders dan klager wellicht meent, zouden die kosten hoe dan ook zijn toegewezen omdat er ten tijde van de dagvaarding nu eenmaal een achterstand in huurbetalingen bestond.
8.11 De gerechtsdeurwaarder valt wel te verwijten dat hij niet goed naar de zaak heeft gekeken. Uit een e-mail van 15 juni 2015 van 12.27 uur aan de advocaat van klager blijkt ook dat (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder zich realiseerde na grondige bestudering van de zaak dat een aantal dingen niet goed zijn gegaan. Weliswaar heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting medegedeeld dat de medewerker de e-mail op eigen houtje heeft verzonden, maar dat ontslaat hem niet van zijn verantwoordelijkheid voor het handelen van de medewerker die bovendien een en ander in een e-mail van 24 juni 2015 om 10.05 uur nog eens heeft herhaald.
9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht geen termen aanwezig tot het opleggen van een maatregel over te gaan omdat de kwestie deels ook is ontstaan door het verzuim van klager om in de procedure te dupliceren.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet gegrond;
- vernietigt de beschikking van de voorzitter;
- verklaart de klacht gegrond;
- laat het opleggen van een maatregel achterwege.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M. Colijn leden, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.