ECLI:NL:TGDKG:2015:236 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet905.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:236 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-12-2015 |
Datum publicatie: | 22-01-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet905.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 22 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 8 september 2015 met zaaknummer 12.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 905.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ],
2. [ ],
3. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagden,
gemachtigde [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief van 31 december 2014, ingekomen op 6 januari 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij brief van 30 april 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 8 september 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beschikking van de voorzitter toegezonden bij brief van 23 september 2015. Bij brief van 7 oktober 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft medegedeeld niet ter zitting te kunnen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 november 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 december 2015.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
a) De gerechtsdeurwaarders hebben een dossier ten laste van klager in behandeling vanwege het onbetaald laten van een VvE bijdrage.
b) Op 28 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gedagvaard voor een zitting op 8 mei 2014. Deze zitting kon uitsluitend worden voorkomen door voor de zittingsdag € 1.869,13 te voldoen (inclusief kosten). Klager heeft hieraan geen gehoor gegeven.
c) Op 10 december 2014 is een vonnis ten laste van klager gewezen, waarbij klager is veroordeeld tot het betalen van € 2.317,55 vermeerderd met rente en proceskosten (ad € 857,77) en een bedrag van € 121,29 per maand met ingang van 1 november 2014 zolang klager lid was van de VvE. In deze veroordeling is al meegenomen dat klager op 11 maart 2014 een bedrag van € 363,87 aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder (hierna de opdrachtgever) had voldaan. Klager heeft op 29 oktober 2014 en 14 en 18 december 2014 een aantal betalingen aan de opdrachtgever verricht. Deze betalingen bedragen bij elkaar een bedrag van € 4.495,77 waar het vonnis geen rekening mee heeft gehouden.
d) Na ontvangst van de klacht hebben de gerechtsdeurwaarder vast kunnen stellen dat er door klager een bedrag van € 1.077,87 teveel was voldaan.
e) Bij brief van 5 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager daarover aangeschreven en uiteengezet hoe een en andere is ontstaan.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders samengevat dat zij weigeren een ten onrechte dubbel betaald bedrag aan hem terug te betalen en dat zij ten onrechte nakosten in rekening hebben gebracht.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft overwogen dat de gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat klager terecht heeft gesteld dat er teveel is geïncasseerd doch dat zij dit niet eerder dan na ontvangst van de klacht hadden kunnen constateren, omdat de desbetreffende bedragen bij hun opdrachtgever waren voldaan. Nu de gerechtsdeurwaarders na constatering van de reeds door klager verrichte betalingen hun administratie hebben aangepast, kan van tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet worden gesproken.
5.2 Ten aanzien van de in rekening gebrachte nakosten heeft de voorzitter het volgende overwogen. Uit jurisprudentie kan worden opgemaakt dat de partij die beschikt over een vonnis waarin ten laste van zijn wederpartij een kostenveroordeling is uitgesproken, uit hoofde van dat vonnis beslag kan leggen voor de nakosten. Enkel wanneer bij de executie over de hoogte van de nakosten een geschil ontstaat, dienen de nakosten door de rechter te worden begroot. Hieruit volgt dat in beginsel de executie kan worden aangevangen zonder dat de nakosten, bij voorbaat in het vonnis of nadien bij bevelschrift, door de rechter zijn begroot. Nu klager bezwaar tegen de nakosten heeft gemaakt en de gerechtsdeurwaarders nadien besloten hebben om de nakosten niet in te vorderen, is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen geen sprake.
6. De gronden van het verzet
Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Hij heeft aangevoerd dat er op drie punten sprake is van tuchtrechtelijke laakbaar handelen. Het advies aan de VVE om van restitutie af te zien. Het volharden van het advies om niet terug te betalen nadat er een klacht (met betalingsbewijzen) was ingediend en de aantoonbare leugen in het verweerschrift door de betalingen van 18 december 2014 te antidateren naar 14 december 2015.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan niet slagen. De gerechtsdeurwaarders hebben in het verweer en ter zitting afdoende toegelicht hoe het misverstand is ontstaan. Op het moment dat het advies werd gegeven aan de VVE om niet tot terugbetaling aan klager over te gaan, was bij de gerechtsdeurwaarders niet bekend hoeveel klager precies aan de opdrachtgever had voldaan. Omdat klager ook was veroordeeld om de lopende termijnen te voldoen, hebben de gerechtsdeurwaarders klager verzocht hem mede te delen of die lopende termijnen waren voldaan. Antedatering kan niet worden vastgesteld. Het kan immers ook gaan om een tikfout in het verweer. Antedatering kan ook niet worden afgeleid uit de door klager overgelegde kopieën.
7.2 De voorzitter heeft daarom terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarders jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Hetgeen door klager verder in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.
8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mrs. A.W.J. Ros, voorzitter, M. Nijenhuis en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.