ECLI:NL:TGDKG:2015:233 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet853.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:233 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-12-2015 |
Datum publicatie: | 22-01-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet853.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 22 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 8 september 2015 met zaaknummer 1.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 853.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief van 2 januari 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 2 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 8 september 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beschikking van de voorzitter toegezonden bij brief van 28 september 2015. Bij brief van 4 oktober 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 november 2015 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 december 2015.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
a) Op 9 april 2014 is een vonnis ten laste van klager gewezen. Daarbij is klager veroordeeld tot betaling van € 298,39 met de wettelijke rente over € 707,66. Daarnaast is klager in de kosten veroordeeld ad € 310,34.
b) Op 22 april 2014 heeft klager een bedrag van € 298,39 rechtstreeks aan de schuldeiser overgemaakt.
c) Op 23 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Volgens de bijsluiter bij het exploot moest klager toen (nog) € 763,87 betalen.
d) Op 28 april 2014 heeft klager een bedrag van € 310,34 rechtstreeks aan de schuldeiser overgemaakt.
e) Op 23 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager bankbeslag gelegd.
f) Bij fax van 30 december 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder gesommeerd om de blokkering van zijn banktegoed ongedaan te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft diezelfde dag bij brief op deze fax gereageerd.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij:
a: onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat er beslag is gelegd op zijn bankrekening terwijl de vordering reeds was voldaan.
b: niet dan wel niet binnen een redelijke termijn op zijn fax van 30 december 2014 heeft gereageerd.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a heeft de voorzitter overwogen dat klager op 9 april 2014 bij vonnis is veroordeeld en dat hij nadien heeft nagelaten de volledige vordering vrijwillig te voldoen. Het door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager gelegde bankbeslag is dan ook - ondanks de gedeeltelijke betaling - niet als onzorgvuldig aan te merken.
5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b heeft de voorzitter overwogen dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij faxen met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde brief van 30 december 2014 kan worden opgemaakt dat hij wel degelijk binnen een redelijke termijn op de fax van klager heeft gereageerd.
6. De gronden van het verzet
Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De rechter heeft bepaald dat hij een bedrag van € 298,39 en een bedrag van € 310,34 aan de schuldeiser diende te betalen. Dat heeft klager gedaan op 22 en 28 april 2014. De rechter heeft in het vonnis tevens bepaald dat het meer of anders gevorderde werd afgewezen. In weerwil daarvan heeft de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig een bedrag van € 406,39 van zijn rekening gehaald en € 100,00 kosten wegens het gelegde beslag veroorzaakt.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan niet slagen. Op grond van het vonnis diende klager een bedrag van in totaal € 608,73 (€298,39 + €310,34) te voldoen. Op het moment dat het vonnis werd betekend (23 april 2014) had klager slechts een bedrag van € 298,39 voldaan. Daarna heeft klager op 28 april 2015 vervolgens wel de proceskosten ad € 310,34 voldaan, maar daarmee was het in verband met de vordering van schuldeiser bij de gerechtsdeurwaarder nog uitstaande bedrag nog niet geheel voldaan omdat er in verband met betekening van het vonnis kosten waren bijgekomen die ook voor rekening van klager kwamen. Het in verband daarmee door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager gelegde bankbeslag is derhalve niet als onrechtmatig aan te merken.
7.2 De voorzitter heeft daarom terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Hetgeen door klager verder in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.
8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mrs. J.H.C. Schouten, voorzitter, Th.C.M. Hendriks-Jansen en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.