ECLI:NL:TGDKG:2015:228 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWwraking914.2015-2

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:228
Datum uitspraak: 19-11-2015
Datum publicatie: 22-01-2016
Zaaknummer(s): GDWwraking914.2015-2
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op wraking. Verzoek afgewezen. De motivering van het onderhavige verzoek is onbegrijpelijk en bevat ook geen concrete tegen de tuchtrechters gerichte feiten of omstandigheden waaruit vooringenomenheid van de tuchtrechters of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, zijn af te leiden. Desgevraagd heeft verzoeker ook ter zitting niet toegelicht waarom hij van mening is op grond waarvan de tuchtrechters blijk hebben gegeven van partijdigheid dan wel van vooringenomenheid dan wel dat de vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Toepassing anti-misbruik bepaling.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 1

Zaaknummer 904.2015 - 2

Beslissing van 19 november 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders

op het verzoek in de zin van artikel 37 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet jo artikel 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering van :

[ ],

wonende te [ ],

verzoeker tot wraking,

verder te noemen verzoeker.

welk verzoek strekt tot wraking van mrs. E.R.S.M. Marres, A.W.J. Ros en M.W. de Ruyter leden van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders belast met de behandeling van een door klager ingesteld en onder zaaknummer 496.2015 geregistreerd verzet.

1. De procedure

1.1 Een door verzoeker tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende klacht is bij beslissing van 29 mei 2015 door de voorzitter van de Kamer kennelijk ongegrond verklaard (zaaknummer 94.2015). Verzoeker heeft tegen die beslissing verzet ingesteld (zaaknummer 496.2015). Dit verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2015, waar verzoeker is verschenen. Ter zitting heeft verzoeker de behandelend tuchtrechters mr. E.R.S.M. Marres, mr. A.W.J. Ros en M.W de Ruijter gewraakt. Het verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer 904.2015. De tuchtrechters hebben meegedeeld niet in de wraking te berusten.

1.2 De behandeling van het verzoek tot wraking is bepaald op 17 november 2015. Bij brief van 12 november 2015 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan gericht tegen mrs. J.H.C. Schouten, T.C.M. Hendriks-Jansen en J.J.L. Boudewijn, leden van de wrakingskamer belast met de behandeling van het hiervoor onder 1.1. vermelde verzoek tot wraking. Het verzoek tot wraking is afgewezen bij beslissing van 17 november 2015.

1.4 Het onder 1.1 vermelde verzoek tot wraking is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 november 2015, alwaar zijn verschenen verzoeker alsmede mr. E.R.S.M. Marres. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De uitspraak is nader bepaald op 19 november 2015.

2. Het wrakingsverzoek

2.1 Uit een op de zitting van 28 augustus 2015 door verzoeker overgelegde notitie blijkt dat verzoeker aan zijn verzoek het navolgende ten grondslag heeft gelegd.

Als eerste heeft verzoeker aangevoerd dat blijkens de beslissing (naar de wrakingskamer begrijpt de beslissing van de voorzitter) misdrijven door de gerechtsdeurwaarder worden toegelaten dan wel onveroordeeld blijven, en de rechterlijke macht volgens de normering van artikel 47 Wetboek van Strafrecht met aan zekerheid grenzende vermoedelijkheid doet aan medeplegen.

Verder heeft verzoeker aangevoerd dat blijkens de beslissing, de rechterlijke macht ongeschreven regels hanteert voor procesrecht, bewijslevering en besluitvorming en in strijd met artikel 17 (EVRM) onbevoegd zelf bepaalt waarop een tuchtklacht is gericht en hierin niet de klager volgt of zelf een feitenverzameling kiest voor grondslag van de beslissing in de werkwijze met arglistig taalgebruik.

Als laatste heeft verzoeker aangevoerd dat de door hem in het kader van het verzet (zaaknummer 496.2015) aangebrachte gronden voor prejudiciƫle vragen duiden op een niet eerlijkheid en niet-onpartijdigheid.

3. De beoordeling van het verzoek

3.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet

juncto artikel 512 Sv e.v. kunnen de leden van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders worden gewraakt, indien er te hunner aanzien feiten of omstandigheden bestaan waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.2 Bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek stelt de wrakingskamer voorop dat de leden van de Kamer uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een lid of leden van de Kamer, jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Hierbij is niet de visie van verzoeker beslissend. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.

3.3 De wrakingskamer is van oordeel dat de motivering van het onderhavige verzoek onbegrijpelijk is en ook geen concrete tegen de tuchtrechters gerichte feiten of omstandigheden bevat waaruit vooringenomenheid van de tuchtrechters of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, zijn af te leiden. Desgevraagd heeft verzoeker ook ter zitting niet toegelicht waarom hij van mening is op grond waarvan de tuchtrechters blijk hebben gegeven van partijdigheid dan wel van vooringenomenheid dan wel dat de vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.

3.4 Omdat door verzoeker het middel van wraking lichtvaardig en herhaaldelijk zonder enige kenbare grondslag wordt ingezet, is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van misbruik van recht. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van tuchtrechters belast met de behandeling van het onder zaaknummer 496.2015 geregistreerde verzet niet in behandeling wordt genomen.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De wrakingskamer :

- wijst het verzoek tot wraking af;

- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen tuchtrechters belast met de behandeling van het onder zaaknummer 496.2015 geregistreerde verzet niet meer in behandeling zal worden genomen;

- bepaalt dat de behandeling van het door verzoeker ingestelde verzet wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het onderhavige verzoek.

Aldus gegeven door mrs. J.H.C. Schouten, voorzitter, T.C.M. Hendriks-Jansen en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.