ECLI:NL:TGDKG:2015:215 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet618.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:215
Datum uitspraak: 11-12-2015
Datum publicatie: 22-01-2016
Zaaknummer(s): GDWverzet618.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 30 juni 2015 met zaaknummer 892.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 618.2015 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ], [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brieven van 28 december 2014 en 1 december 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 17 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 30 juni 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 7 juli 2015.

Bij brief van 11 juli 2015, ingekomen op 14 juli 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2015 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 december 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

a) De gerechtsdeurwaarder heeft van het Zorginstituut Nederland (ZIN) drie dossiers op klager in behandeling gekregen. Het betreft de inning van de door klager aan het ZIN verschuldigde verdragsbijdrage over de jaren 2008 tot en met 2012.

b) Door het ZIN zijn drie dwangbevelen uitgevaardigd die door de gerechtsdeurwaarder op 11 april 2014, 23 juli 2014 en 15 augustus 2014 aan klager zijn betekend. Per 15 oktober 2014 bedroeg de vordering € 8.394,58.

c) Bij brief van 16 september 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat door hem € 1.500,00 was voldaan.

d) Bij brief van 15 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een specificatie gegeven van de nog openstaande bedragen en hem uit coulance een betalingsregeling voorgesteld van 24 termijnen van € 349,77.

e) Op 17 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder de UWV op de uitkering van klager.

f) Na een e-mail van klager heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij brief van 8 december 2014 medegedeeld dat het door hem betaalde bedrag in mindering was gebracht op de vordering en een specificatie gegeven van het restant van de vordering.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager voert aan dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op berichten van hem dat de vordering al door klager zou zijn voldaan en alle inkomensafhankelijke bijdragen over heeft gemaakt. Klager voert verder aan dat de gerechtsdeurwaarder hem uiteindelijk heeft aangegeven dat, mocht klager het niet eens zijn met de vordering, klager naar de rechter dient te stappen. Dat doet klager door middel van het indienen van de klacht. In zijn klacht van 1 december 2014 voert klager aan dat de gerechtsdeurwaarder een vordering heeft uitgebracht op een voorlopige aanslag en de gerechtsdeurwaarder weigert de vordering in te trekken.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een aantal dwangbevelen op klager en daarin een ministerieplicht heeft. De tuchtrechter kan niet oordelen over de door het ZIN uitgevaardigde dwangbevelen. Bezwaren daartegen dient klager voor te leggen aan de gewone rechter. Bezwaren tegen de vorderingen waarop de dwangbevelen berusten dient klager te richten aan het ZIN. Daarover kan in de tuchtprocedure niet worden geklaagd. Die ziet immers slechts op het handelen van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft klager schriftelijk voldoende uitleg gegeven en van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder is dan ook niet gebleken.

6. De gronden van het verzet

Naar de Kamer begrijpt stelt klager in verzet dat in 2009 bij de belastingrechter aan de orde is gekomen dat de uitkerings- of pensioeninstantie de door klager verschuldigde verdragsbijdrage zelf inhoudt. Klager leidt hieruit af dat hij die premie dus niet zelf mocht betalen. Achteraf is gebleken dat er te weinig is ingehouden en er dwangbevelen tegen klager zijn uitgevaardigd. Klager acht dit gelet op het voorgaande geen juiste gang van zaken.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Bij het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder zit als productie 2 een brief van 15 oktober 2014 waarin de gerechtsdeurwaarder aan klager uitlegt waarop de vorderingen berusten. Het gaat om een door klager verschuldigde verdragsbijdrage die door zijn uitkerings- of pensioeninstantie dient te worden ingehouden. Over de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 is door die instantie te weinig aan verdragsbijdrage ingehouden. Dat kan klager niet aan de gerechtsdeurwaarder verwijten. Die is slechts belast met de tenuitvoerlegging van tegen klager uitgevaardigde dwangbevelen. Over het feit dat te weinig aan verdragsbijdrage is ingehouden, dient klager zich te wenden tot de betreffende uitkerings- of pensioeninstantie. Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.