ECLI:NL:TGDKG:2015:212 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet619.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:212
Datum uitspraak: 11-12-2015
Datum publicatie: 22-01-2016
Zaaknummer(s): GDWverzet619.2015
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 30 juni 2015 met zaaknummer 773.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 619.2015 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 6 oktober 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 3 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 30 juni 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 8 juli 2015.

Bij brief van 20 juli 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager en de gerechtsdeurwaarder hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2015. Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 december 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

a) Klager heeft de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven een op 24 juli 2014 ten voordele van klager gewezen vonnis te betekenen en verder ten uitvoer te leggen. Op 25 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht van klager bevestigd.

b) Op 12 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan de debiteur van klager betekend.

c) De onder a) vermelde opdracht heeft klager bij e-mail van 3 september 2014 ingetrokken.

d) Bij e-mail van 9 september 2014 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat het vonnis op onjuiste wijze aan de debiteur was betekend.

e) Bij brief van 11 september 2014 heeft klager een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend.

f) Bij brief van 15 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de ontvangst van de klacht aan klager bevestigd.

g) Bij brief van 22 september 2015 heeft klager een nieuwe klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend.

h) Bij brief van 2 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op de e-mails en de bij hem ingediende klachten gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder niet binnen een redelijke termijn op de e-mail van 9 september 2014 en de klacht van 11 september 2015 heeft gereageerd en zonder medeweten van klager en dus zonder zijn toestemming met de advocaat van de debiteur heeft afgesproken dat het vonnis pas geëxecuteerd zou worden als er in hoger beroep zou zijn beslist.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder op 2 oktober 2014 op de e-mails alsmede de bij hem ingediende klachten heeft gereageerd. Gelet op de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder de beantwoording van de e-mails heeft gecombineerd met de bij hem ingediende klachten is de lichte overschrijding van de redelijke termijn niet dusdanig ernstig dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen sprake is.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder kan worden opgemaakt dat hij zich op het standpunt stelt dat niet met de advocaat is afgesproken dat het vonnis pas geëxecuteerd zou worden als in hoger beroep zou zijn beslist. De gerechtsdeurwaarder zou juist getracht hebben om het voorstel van de advocaat met klager te bespreken, maar stelt dat klager dit overleg steevast uit de weg ging. Nu de gerechtsdeurwaarder het standpunt van klager uitdrukkelijk heeft betwist en klager zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd, kan niet worden geoordeeld of van klachtwaardig handelen sprake is geweest.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klager heeft aangevoerd dat hij bij zijn standpunt blijft dat de gerechtsdeurwaarder te laat op zijn klacht heeft gereageerd. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder niet binnen een redelijke termijn heeft gereageerd. Het aanbod van de gerechtsdeurwaarder om het gebrek in de betekening te herstellen had gedaan moeten worden op het moment dat deze gebreken bekend waren en wel enkele dagen na 9 september 2014.

6.2 Klager is van mening dat hij zijn standpunt, dat de gerechtsdeurwaarder zonder zijn toestemming een afspraak heeft gemaakt om van executie af te zien, wel degelijk heeft onderbouwd. Klager verwijst daarvoor naar een door hem overgelegde e-mail van 24 september 2014 van de advocaat van zijn tegenpartij aan zijn nieuwe gerechtsdeurwaarder, waarin staat vermeld dat een medewerkster van de beklaagde gerechtsdeurwaarder met de advocaat de afspraak heeft gemaakt geen executie maatregelen te treffen totdat in hoger beroep inhoudelijk over deze kwestie is beslist.

6.3 Dat klager overleg steevast uit de weg ging strookt niet met de feitelijke gang van zaken. Daaruit kon de gerechtsdeurwaarder opmaken dat klager dat overleg schriftelijk wilde voeren, omdat dit gemakkelijk te reproduceren is. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder door een afspraak te maken met de tegenpartij zonder zijn toestemming en medeweten zijn ministerieplicht in de uitvoering van ambtshandelingen heeft geschonden.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Klager heeft de gerechtsdeurwaarder per e-mail van 9 september 2014 om uitleg verzocht over de betekening van het vonnis. Daarop heeft de medewerker van de gerechtsdeurwaarder getracht contact op te nemen met klager. Klager is daarop niet ingegaan. Op 11 september 2014 heeft klager een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend. Op 15 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager de ontvangst van deze klacht bevestigd. Op 22 september 2014 heeft klager een nieuwe klacht ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 2 oktober 2014 op de klachten gereageerd. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de lichte overschrijding van de redelijke termijn niet dusdanig ernstig is dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen sprake is.

De inhoud van de email van de advocaat van de debiteur van klager aan de opvolgend deurwaarder van klager is onvoldoende om de gestelde afspraak om het vonnis vooralsnog niet te executeren als vaststaand aan te nemen. De advocaat stelt weliswaar namens zijn cliënt zodanige afspraak, maar daarmee is niet gezegd dat die stelling met de feiten overeenkomt.

Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.