ECLI:NL:TGDKG:2015:208 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet616.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:208 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-12-2015 |
Datum publicatie: | 22-01-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet616.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 8 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 30 juni 2015 met zaaknummer 77.2015 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 616.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder).
1. Ontstaan en loop van de procedure
Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 7 juli 2015 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen op 21 juli 2015, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2015 alwaar klaagster (vergezeld door haar zoon) is verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brieven van 21 september en 5 oktober 2015 laten weten dat hij niet ter zitting zou verschijnen en tevens gereageerd op het verzetschrift. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 8 december 2015.
2. De feiten
a) De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij brief van 12 juli 2012 aangeschreven tot betaling van een vordering van de Nederlandse Voorschotbank BV ter hoogte van € 42.708,27. In de brief wordt vermeld dat klaagster een regeling voor kan stellen, waarbij klaagster inzage dient te verschaffen in haar financiële positie waarna de gerechtsdeurwaarder met de opdrachtgever zal overleggen.
b) Na een reactie van klaagster bij e-mail van 18 juli 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder dezelfde dag klaagster bij e-mail bericht dat haar uitstel van betaling wordt verleend voor de duur van één maand en dat klaagster uiterlijk 17 augustus 2012 voor volledige betaling diende zorg te dragen dan wel een redelijk voorstel voor een regeling diende te doen.
c) Bij brief van 11 september 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht binnen acht dagen een voorstel te doen bij gebreke waarvan de behandeling van het dossier zou worden voortgezet.
d) Na een brief van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster van 3 oktober 2012 en contactmomenten op 18 oktober 2012 en een brief van klaagster aan de gerechtsdeurwaarder van 14 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster op 30 januari 2013 een dagvaarding uitgereikt.
e) Bij vonnis van 13 maart 2013 is klaagster tot betaling van de vordering veroordeeld. Na betekening van het vonnis op 25 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder op 25 april 2013 ten laste van klaagster beslag gelegd onder haar werkgever.
f) Op 18 juli 2013 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht het beslag op te heffen. Bij brief van 18 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat het beslag niet wordt opgeheven maar dat de beslagvrije voet kan worden aangepast nadat klaagster de in de brief genoemde stukken heeft verstrekt.
g) Op 31 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat de beslagvrije voet is aangepast.
h) Op 21 mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een specificatie toegezonden van het nog openstaande bedrag en haar medegedeeld dat het loonbeslag na overleg met zijn opdrachtgever niet zou worden opgeschort dan wel opgeheven en dat zijn opdrachtgever geen betalingsregeling wilde treffen.
3. De oorspronkelijke klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij geen betalingsregeling wenst te treffen. Door een loonbeslag van de belastingdienst is klaagster in de problemen gekomen. In november 2012 is het loonbeslag opgeheven. Hiervan heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder op de hoogte gesteld maar zij kreeg van hem geen enkel bericht tot er een dagvaarding werd uitgereikt. Na vonnis werd een te hoog loonbeslag gelegd waardoor de problemen van klaagster groter werden. Een regeling wilde de gerechtsdeurwaarder niet treffen. Door de strikte houding van de gerechtsdeurwaarder is klaagster steeds verder in de problemen gekomen.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.
5. De beschikking van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Hij heeft daartoe het volgende overwogen. Gelet op de stukken en de onder 2. vermelde feiten kan niet worden gezegd dat de gerechtsdeurwaarder niets van zich heeft laten horen. Klaagster is immers herhaaldelijk verzocht een (concreet) voorstel voor een regeling te doen. Het had op de weg van klaagster gelegen een concreet voorstel te doen. Dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder geen regeling met klaagster wenst te treffen kan niet (zie hierna onder 9.2.) aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:29 BW is een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Op grond van het bepaalde in dit artikel kan een schuldeiser gedeeltelijke nakoming weigeren.
5.2 Dat de beslagvrije voet enige tijd te laag is vastgesteld is gelegen in het feit dat het beslag is gelegd op 25 april 2013 en eerst op 18 juli 2013 een reactie van klaagster op dat beslag kwam. Nadat door de gerechtsdeurwaarder stukken van klaagster waren ontvangen is de beslagvrije voet aangepast. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.
5.3 Klaagster voert in haar brief nog aan dat een bepaalde opmerking haar hard heeft geraakt. Klaagster zegt er niet bij door wie (welke medewerker of medewerkster van welke onderneming) die opmerking is gemaakt. Voor het geval klaagster daarmee een medewerker van de gerechtsdeurwaarder bedoelt, heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat die opmerking niet door een van de medewerkers van het kantoor is gemaakt, aldus de voorzitter.
6. De ontvankelijkheid van het verzet .
Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.
7. De gronden van het verzet
Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter..
8. Het verweer in verzet
De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het verweer tegen de klacht. Volgens hem heeft klaagster in verzet geen aanvullende of nieuwe gronden gegeven.
9. De beoordeling van de gronden van het verzet
9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.
9.2 Wel heeft de voorzitter per abuis in overweging 4.3 overwogen dat het aan de gerechtsdeurwaarder kan worden verweten dat zijn opdrachtgever geen regeling wenste te treffen. Daar had moeten staan dat het de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten valt dat de opdrachtgever geen regeling wenste te treffen . Ook heeft de voorzitter in zijn beschikking de naam van klaagster fout gespeld. In de aanvang van deze beschikking is daarmee reeds rekening gehouden.
9.3 Wellicht zou klaagster hulp kunnen krijgen van het Juridisch Loket (www.juridischloket.nl of telefoonnummer 0900-8020).
10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.
.