ECLI:NL:TGDKG:2015:203 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW 302.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:203 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-12-2015 |
Datum publicatie: | 10-12-2015 |
Zaaknummer(s): | GDW 302.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Eindbeslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 8 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 februari 2015 met zaaknummer 550.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 302.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Het verdere verloop van de procedure
- Bij tussenbeslissing op verzet van 10 november 2015 is geoordeeld dat [ ] als beklaagde moet worden aangemerkt. Hij is door de secretaris in de gelegenheid gesteld om aan de Kamer mede te delen of hij ter zitting als beklaagde gehoord zou willen worden. Voor het ontstaan en verloop van de procedure, de feiten en de verzetgronden verwijst de Kamer naar de tussenbeslissing op verzet.
- Bij brief, ingekomen op 19 november 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder aan de Kamer medegedeeld dat hij niet als beklaagde wenste te worden gehoord.
- De uitspraak is bepaald op 8 december 2015.
2. De beoordeling van de gronden van het verzet
2.1 De Kamer blijft bij de beslissing van 10 november 2015, waarin onder meer is geoordeeld dat de in de kop van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde dient te worden aangemerkt. Die tussenbeslissing is gewezen door mr. C.W. Inden, mr. A. Sissing en M. Colijn. Dit is per abuis onjuist vermeld in die beslissing, die wel door mr. C.W. Inden is ondertekend.
2.2 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer inhoudelijk niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Daarnaast merkt de Kamer nog op dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd met artikel 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet heeft gehandeld, omdat het beslag op de uitkering van klager ten behoeve van de opdrachtgever en niet ten behoeve van hemzelf is gelegd. De in dat artikel bedoelde ambtshandelingen doen zich hier niet voor. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de in nr. 4.4 weergegeven motivering van de beslissing aan te passen.
2.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- Verklaart het verzet gegrond, enkel voor zover in de voorzittersbeslissing
[ ] als beklaagde is aangemerkt, hetgeen in de aanhef van deze beslissing is hersteld,
- verklaart het verzet voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A. Sissing en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2015 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.