ECLI:NL:TGDKG:2015:201 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW 953.2014
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:201 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-11-2015 |
Datum publicatie: | 09-12-2015 |
Zaaknummer(s): | GDW 953.2014 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | Een berisping |
Inhoudsindicatie: | Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Nu beantwoording van twee e-mails is uitgebleven, is dit gedeelte van de klacht terecht voorgesteld. Hierbij wordt mede in overweging genomen dat de gerechtsdeurwaarder de ten onrechte ingehouden gelden eerder had kunnen terugstorten, indien hij wel op de e-mails van klaagster had gereageerd. Maatregel van berisping opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 10 november 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 953.2014 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
gemachtigde: [ ],
tegen:
[ ] ,
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
Ontstaan en loop van de procedure
- Bij brief met bijlagen, ingekomen op 22 december 2014, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
- Bij verweerschrift, ingekomen op 24 februari 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
- De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 september 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.
- Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
- De uitspraak is bepaald op 10 november 2015.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder heeft een drietal dossiers ten laste van klaagster in behandeling.
- De gerechtsdeurwaarder heeft in alle drie de dossiers beslag onder de Belastingdienst gelegd op alle gelden (meer speciaal op de (voorlopige) teruggaaf en de eventuele teruggaaf op basis van de aangifte over eerdere belastingjaren) die de derdenbeslagene onder zich heeft en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding zal of mocht verkrijgen.
- Bij e-mails van 21 augustus en 14 november 2014 heeft klaagster het kantoor van de gerechtsdeurwaarder gevraagd of er terecht beslag was gelegd op een belastingteruggave over het jaar 2011. Deze twee e-mails zijn onbeantwoord gelaten.
- Nadien heeft klaagster de onderhavige klacht bij de Kamer ingediend.
- Op 9 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder contact met de Belastingdienst opgenomen met de vraag of de gelden wel onder de gelegde beslagen vallen. De gerechtsdeurwaarder werd door de Belastingdienst verzocht na enkele dagen contact op te nemen met de jurist van de Belastingdienst, hij zou de exacte datum kunnen doorgeven wanneer de rechtsverhouding tussen de Belastingdienst en klager zou zijn ontstaan.
- Op 19 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder besloten om er vooralsnog vanuit te gaan dat de rechtsverhouding niet eerder dan in 2011 zou zijn ontstaan. Inzake dossier 3339370, waarin beslag is gelegd in 2010, zou het beslag geen effect hebben gehad.
- Nadien heeft de gerechtsdeurwaarder, in overleg met de Belastingdienst en klaagster, de teveel ontvangen gelden, onder aftrek van het verschuldigde inzake de dossiers 3128821, rechtstreeks aan klaagster gerestitueerd en zijn verontschuldigingen aangeboden.
2. De klacht
Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder niet op haar e-mails van 21 augustus en 14 november 2014 heeft gereageerd en in telefoongesprekken heeft geweigerd een schriftelijk standpunt te geven op haar verzoek om de gelden van de Belastingteruggave 2011 aan haar uit te betalen. Daarnaast heeft klaagster de Kamer verzocht om vast te stellen of de gerechtsdeurwaarder al dan niet terecht de gelden met betrekking tot de definitieve aanslag over 2011 heeft geïncasseerd.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat meer adequaat gehandeld had moeten worden, maar is van mening dat de klacht uiteindelijk zorgvuldig en voortvarend is opgelost.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Nu de klacht ziet op handelingen die zijn verricht binnen de vestiging [ ] van [ ], is gerechtsdeurwaarder [ ] als beklaagde aangemerkt, omdat hij voor het beleid van die vestiging verantwoordelijk is.
4.2 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Nu beantwoording van twee e-mails is uitgebleven, is dit gedeelte van de klacht terecht voorgesteld. Hierbij wordt mede in overweging genomen dat de gerechtsdeurwaarder de ten onrechte ingehouden gelden eerder had kunnen terugstorten, indien hij wel op de e-mails van klaagster had gereageerd.
4.3 Voor wat betreft het verzoek van klaagster om vast te stellen of de gerechtsdeurwaarder al dan niet terecht de gelden met betrekking tot de definitieve aanslag over 2011 heeft geïncasseerd overweegt de Kamer dat een dergelijke kwestie in beginsel aan de civiele rechter dient te worden voorgelegd.
4.4 Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de Belastingdienst aan de gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld dat de desbetreffende gelden terecht zijn overgemaakt. In beginsel mag een gerechtsdeurwaarder erop vertrouwen dat een dergelijke mededeling c.q. afdracht van de Belastingdienst correct is, maar als dit achteraf niet het geval blijkt te zijn mag van hem voortvarendheid worden verwacht met betrekking tot het restitueren van de gelden. Uit de onder overweging 1 van deze beslissing opgenomen feiten kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder, nadat de onderhavige klacht was ingediend, voortvarend heeft gehandeld en de gelden aan klaagster heeft gerestitueerd. Met betrekking tot dit gedeelte van de klacht heeft de gerechtsdeurwaarder dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.
4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht met betrekking het niet reageren op de e-mails gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A. Sissing en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.