ECLI:NL:TGDKG:2015:198 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW 720.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:198
Datum uitspraak: 01-12-2015
Datum publicatie: 10-12-2015
Zaaknummer(s): GDW 720.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 1 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 28 juli 2015 met zaaknummer 947.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 720.2015 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

- Bij brief met bijlagen, ingekomen op 12 december 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

- Bij verweerschrift, ingekomen op 22 januari 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

- Bij beslissing van 28 juli 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij e-mail van 7 augustus 2015.

- Bij brief, ingekomen op 20 augustus 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

- Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2015 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

- De uitspraak is bepaald op 1 december 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Op 8 september 2014 is door de Dienst Uitvoering Onderwijsinstellingen een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd.

- Op 9 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het dwangbevel aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

- Op 30 september 2014 heeft klager telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en medegedeeld dat hij het niet met de vordering eens is.

- Op 3 oktober 2014 heeft klager nogmaals telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en om uitstel van executie verzocht zodat hij het één en ander met zijn juridisch adviseur zou kunnen bespreken.

- Op 24 oktober 2014 heeft klager wederom telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en een betalingsregeling van € 60,00 per maand voorgesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft niet met deze betalingsregeling ingestemd, omdat klager geen gegevens omtrent zijn inkomsten- en uitgaven wilde verstrekken. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder tijdens dit gesprek aan klager medegedeeld dat er executiemaatregelen zullen worden genomen.

- Op 24 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager beslag roerende zaken aangezegd tegen 31 oktober 2014. Bij dit schrijven heeft de gerechtsdeurwaarder tevens medegedeeld dat zo mogelijk ook andere maatregelen zouden volgen.

- Bij e-mail van 29 oktober 2014 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij een bedrag van € 80,00 had overgemaakt en dat hij voornemens was dit bedrag maandelijks te voldoen.

- Bij e-mail van 30 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager medegedeeld dat de voorgenomen beslaglegging op diens roerende zaken geen doorgang zou vinden en dat er overgegaan zou worden tot het leggen van beslag op diens voorlopige teruggave van de Belastingdienst.

- Op 31 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag op diens voorlopige teruggave gelegd, welk beslag op 10 november 2014 aan klager is overbetekend.

- Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 31 oktober 2014 om compensatie van de door hem opgenomen verlofdag gevraagd. Op 4 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder hier afwijzend op gereageerd.

- Op 12 november 2014 heeft klager een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft op 24 november 2014 de ontvangst van de klacht bevestigd en op 1 december 2014 inhoudelijk gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder geen rekening heeft gehouden met zijn langdurige verblijf in het buitenland;

b: de gerechtsdeurwaarder geen rekening heeft gehouden met zijn wisseling van rechtsbijstandsverzekeraar;

c: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte aanvullende gegevens heeft gevraagd naar aanleiding van een door hem gedaan betalingsvoorstel;

d: de gerechtsdeurwaarder verwarring heeft gezaaid door meerdere maatregelen aan te kondigen;

e: de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten buitenproportioneel zijn;

f: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte geen compensatie heeft gegeven voor een door hem opgenomen verlofdag.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat het de eigen verantwoordelijkheid van klager is om tijdens langdurig buitenlands verblijf ervoor te zorgen dat zijn zaken worden waargenomen. Klager kan niet van de gerechtsdeurwaarder verwachten dat hij gedurende een dergelijke periode - ongeacht of dit buitenlands verblijf bekend is - geen maatregelen ten laste van hem zou nemen.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat tussen de datum van het gedane bevel en de aankondiging van beslagmaatregelen een periode van ruim 6 werken is verstreken. De gerechtsdeurwaarder heeft klager voldoende tijd geboden om met zijn nieuwe rechtsbijstandsverzekeraar te overleggen.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder terecht heeft aangevoerd dat een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Aan het treffen van een betalingsregeling kunnen door een schuldeiser voorwaarden worden gesteld. Dat de schuldeiser, bij monde van de gerechtsdeurwaarder, aan klager heeft medegedeeld dat hij inzicht wenst te verkrijgen in diens inkomsten en uitgaven, kan niet als tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder worden opgevat.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder geen verwarring heeft gezaaid door aan klager mede te delen dat er mogelijk ook andere executiemaatregelen ten zijner laste genomen zouden worden. Het is de gerechtsdeurwaarder namelijk toegestaan om bij de tenuitvoerlegging van een executoriale titel, al dan niet gelijktijdig, meerdere beslagen te leggen.

4.5 Klachtonderdeel e dient te worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van de beslaglegging. De voorzitter overweegt dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt.

4.6 Met betrekking tot klachtonderdeel f overweegt de voorzitter dat de Kamer niet bevoegd is om een schadevergoeding toe te kennen.’

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij langdurig in het buitenland verbleef vanwege zijn huwelijksreis. Klager stelt zich op het standpunt dat dit verblijf niet anders bestempeld kan worden als een uitzondering op een ‘vakantie’ of ‘werk gerelateerd verblijf’. De aanloop naar de huwelijksreis heeft de nodige voorbereidingstijd gekend en klager geen passende maatregelen laten treffen om ook een uitzonderingsgeval als post van een gerechtsdeurwaarder mee te nemen. Daarnaast stelt klager zich op het standpunt dat aan de beslissing van de voorzitter geen juridische motivering ten grondslag ligt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, en mrs. A.W.J. Ros en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.