ECLI:NL:TGDKG:2015:197 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW 148.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:197
Datum uitspraak: 01-12-2015
Datum publicatie: 10-12-2015
Zaaknummer(s): GDW 148.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 1 december 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 11 februari 2014 met zaaknummer 718.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 148.2014 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

- Bij brief, ingekomen op 30 augustus 2013, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

- Bij verweerschrift, ingekomen op 5 december 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

- Bij beslissing van 11 februari 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 februari 2014.

- Bij brief van 6 maart 2014, ingekomen op 7 maart 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

- Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2015 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

- De uitspraak is bepaald op 1 december 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Op 14 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder tevergeefs getracht beslag roerende zaken ten laste van de echtgenote van klaagster (hierna de echtgenote) te leggen. Omdat er niemand aanwezig was heeft de gerechtsdeurwaarder toen geen beslag gelegd onder achterlating van een aankondiging, dat bij gebreke van voldoening van het verschuldigde binnen 3 dagen, alsnog zal worden overgegaan tot beslag op roerende zaken in bijzijn van politie en slotenmaker.

- Bij fax van 23 november 2012 heeft de hulpofficier van justitie aan de gerechtsdeurwaarder bevestigd dat hij op 11 december 2012 aanwezig zou zijn.

- Bij e-mail van 4 december 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de slotenmaker medegedeeld dat zijn assistentie op 11 december 2012 vereist was.

- Op 11 december 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder ten tijde van de beslaglegging afgezien van het beslag, omdat de echtgenote het verschuldigde exclusief de kosten van de slotenmaker naar de gerechtsdeurwaarder had overgemaakt.

- Bij brief van 25 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de echtgenote medegedeeld welk bedrag de slotenmaker in rekening had gebracht.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de slotenmaker ten onrechte in rekening heeft gebracht, omdat zij de slotenmaker ten tijde van de beslaglegging niet heeft gezien.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘4.1 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat hij op 4 december 2012 aan de slotenmaker heeft bevestigd dat zijn assistentie op 11 december 2012 vereist was. Hieruit kan worden afgeleid dat de slotenmaker ten tijde van de beslaglegging wel degelijk aanwezig was. Dat dit niet gezien is kan worden verklaard doordat - zoals de gerechtsdeurwaarder heeft gesteld - de slotenmaker in een auto zat te wachten. Het is niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder vervolgens de kosten van de slotenmaker ten laste van klaagster dan wel haar echtgenote heeft gebracht, nu klaagster heeft erkend dat pas toen de gerechtsdeurwaarder ter plaatse was tot betaling is overgegaan.’

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij het niet eens is met het verweer van de gerechtsdeurwaarder.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat klaagster in verzet geen nieuwe klachtonderdelen aan haar oorspronkelijke klacht kan toevoegen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, en mrs. A.W.J. Ros en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.