ECLI:NL:TGDKG:2015:180 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWvz535.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:180
Datum uitspraak: 22-09-2015
Datum publicatie: 27-10-2015
Zaaknummer(s): GDWvz535.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 september 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 27 januari 2015 met zaaknummer 528.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 535.2015 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

- Bij brief met bijlagen, ingekomen op 20 juli 2014 bij de KBvG en op 21 juli 2014 door de KBvG aan de Kamer doorgezonden, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

- Bij verweerschrift, ingekomen op 20 augustus 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

- Bij beslissing van 27 januari 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 6 maart 2015.

- Bij e-mail van 7 maart 2015 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

- Klaagster en de gerechtsdeurwaarder hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

- Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2015 alwaar beide partijen niet zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

- De uitspraak is bepaald op 22 september 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder is belast met de ten uitvoerlegging van twee tegen klaagster gewezen titels, te weten een vonnis en een dwangbevel. Op 25 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag op haar bankrekening gelegd. Per abuis heeft de gerechtsdeurwaarder in het exploot van beslaglegging naast de verschuldigde bedragen op grond van het vonnis en het dwangbevel ook een huurschuld van klaagster opgenomen, terwijl daaraan geen vonnis ten grondslag lag. Klaagster had die achterstand al op 26 mei 2014 betaald. Onder andere bij brief van 15 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster uitgelegd dat dit niet betekende dat zij de huurschuld tweemaal zou moeten betalen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte bankbeslag heeft gelegd waardoor zij schade heeft geleden, die voor vergoeding in aanmerking komt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘ 4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Tegenover dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken duidelijk heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klaagster niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Het betreft hier een klacht ten aanzien van de betekening van aan gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titels en de verdere tenuitvoerlegging (executie) daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft wel een fout gemaakt in het exploot van beslaglegging door daar ten onrechte ook een huurschuld te vermelden, maar een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Uit het beslagexploot zelf blijkt ook duidelijk dat het beslag werd gelegd ten verzoeke van de executanten van het vonnis en het dwangbevel en niet ten verzoek van klaagsters verhuurder.’

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder niet aan zijn opdrachtgever heeft doorgegeven dat het dossier al was gesloten waardoor zij ten onrechte nog een extra maand huur heeft moeten betalen. Ook stelt klaagster zich op het standpunt dat de in rekening gebrachte kosten van het bankbeslag, gelet op het vorenstaande, onnodig waren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat de gerechtsdeurwaarder weliswaar een fout in het exploot van beslaglegging heeft gemaakt door ten onrechte ook een huurschuld te vermelden, maar deze fout heeft hij hersteld door bij brief van 15 juli 2014 aan klaagster uitleg te verschaffen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. Th.C.M. Hendriks en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.