ECLI:NL:TGDKG:2015:171 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 538.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:171 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-10-2015 |
Datum publicatie: | 23-10-2015 |
Zaaknummer(s): | 538.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. Geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4
Beschikking van 9 oktober 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 16 juni 2015 met zaaknummer 137.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 538.2015 ingesteld door:
[ ],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
klaagster,
tegen:
[ ]
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Voormelde beslissing van de voorzitter is bij e-mail (een postadres ontbrak) van 17 juni 2015 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen 21 juni 2015, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2015, alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 oktober 2015.
2. De feiten
a) De gerechtsdeurwaarder heef in januari 2012 ten laste van klaagster beslag gelegd op een aantal paarden en heeft die in het openbaar verkocht.
b) Als onderdeel van de executie van de grosse van het proces-verbaal van minnelijke schikking d.d. 6 maart 2014, is op 24 december 2014 ten laste van klaagster executoriaal derdenbeslag gelegd onder de voormalige curator van klaagster. Door dit beslag is een bedrag van € 69.318,64 getroffen en dit bedrag is op 23 januari 2015 aan de gerechtsdeurwaarder overgemaakt. Tegen deze executie heeft klaagster een kort geding aangespannen resulterend in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam d.d. [ ]. Daarbij is de wederpartij van klaagster o.a. veroordeeld om de executie te staken.
3. De oorspronkelijke klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:
- de in beslaggenomen paarden voor veel te weinig geld heeft verkocht en ten behoeve van de veiling foto’s van haar website heeft gebruikt en daarbij haar auteursrecht heeft geschonden;
- heeft geweigerd om het vonnis van 6 februari 2015 op haar verzoek te betekenen onder verrekening van de kosten van betekening met een factuur die klaagster aan de gerechtsdeurwaarder heeft verzonden. De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte geweigerd om de factuur te voldoen, terwijl hij de beschikking heeft over een bedrag van € 69.318,64 dat aan klaagster toekomt wegens een uitkering van letselschade.
4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder
4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat zowel bij het beslag als bij de verkoop de nodige zorgvuldigheid is betracht. Dat de paarden minder hebben opgebracht dan klaagster voor ogen stond, is iets wat bij een executieverkoop wel vaker voorkomt. Dat kan een gerechtsdeurwaarder niet verweten worden. Overigens heeft klaagster door haar weigering om eigendomspapieren/paspoorten van de paarden af te geven, niet bijgedragen aan een verhoging van de verkoopopbrengst. Als er sprake van is dat bij de verkoop gebruik is gemaakt van foto’s van de paarden afkomstig van de website van klaagster, dan is dat gebeurd met het oog op het verhogen van de verkoopopbrengst. Die website was openbaar toegankelijk en de destijds betrokken gerechtsdeurwaarders hebben zich niet gerealiseerd dat daarbij mogelijk sprake is geweest van een schending van het auteursrecht van klaagster.
4.2 Naar het oordeel van de gerechtsdeurwaarder kan hij zonder opdracht van zijn opdrachtgevers niet overgaan tot restitutie van het bedrag van € 69.318,64. Bovendien was de executie ten tijde van de uitspraak op 6 februari 2015 feitelijk reeds voltooid en heeft de voorzieningenrechter ook geen restitutieverplichting opgelegd. Klaagster is kennelijk zelf ook van mening dat er geen restitutieverplichting gold, omdat zij in een andere lopende procedure een reconventionele vordering heeft ingesteld. In die zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland d.d. [ ] bij vonnis beslist dat de executie voor wat betreft het bedrag van € 69.318,64 reeds was voltooid.
4.3 Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht het vonnis van 6 februari 2015 te betekenen. Bij die opdracht heeft klaagster laten weten dat zij door toedoen van de gerechtsdeurwaarder schade had geleden, waartoe zij de gerechtsdeurwaarder ook heeft gefactureerd. Zij wenste verrekening van die factuur met de kosten van de betekening. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster daarop laten weten niet bereid te zijn tot het verrichten van de ambtshandeling op basis van verrekening, omdat hij de nota van klaagster heeft betwist. Hij heeft klaagster laten weten dat hij op basis van een kostenvoorschot tot de betekening bereid was en heeft klaagster ook geadviseerd om voor de betekening een andere gerechtsdeurwaarder te benaderen. Er is dus geen sprake geweest van een weigering om de ambtshandeling ter verrichten. Er gold trouwens geen ministerieplicht, omdat de ambtshandeling verricht diende te worden in het arrondissement Amsterdam.
5. De beschikking van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe overwogen dat de niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld bij de beslaglegging in 2012 en evenmin dat hij ten onrechte zijn ministerie heeft geweigerd bij de betekening van het vonnis.
5.2 Voor het overige behelzen de klachten een executiegeschil. Klaagster kan haar bezwaren daartegen voorleggen aan de gewone rechter. Behoudens uitzonderingen, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de Kamer om een dergelijk geschil te beoordelen, aldus de voorzitter.
6. De ontvankelijkheid van het verzet .
Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.
7. De gronden van het verzet
Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Door de gerechtsdeurwaarder is wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld bij de beslaglegging. Nadat de beschikking net gegeven was door de voorzitter, heeft klaagster nog aanvullende klachtonderdelen ingediend onder andere over het gebruik door de gerechtsdeurwaarder van foto’s van de paarden zoals die voorkwamen op de website van klaagster en voor welk gebruik geen toestemming was gevraagd. De foto’s zijn gemaakt door klaagster en haar vriend en hun namen staan op de foto’s vermeld. De gerechtsdeurwaarder heeft de namen verwijderd en de foto’s op Marktplaats geplaatst.
8. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het verzet ongegrond is. In verzet heeft klaagster alleen de beslaglegging ter sprake gebracht en tegen de daarop gerichte beschikking van de voorzitter zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd. Het kan juist zijn dat de foto’s twee weken op Marktplaats hebben gestaan. Die foto’s zijn ook ten bate van klaagster gebruikt om de verkoopopbrengst van de paarden te verhogen. Bij de inbewaringgeving zijn nieuwe foto’s gemaakt die vervolgens zijn gebruikt. Het kan zo zijn dat klaagster op haar website heeft vermeld dat het gebruik van die foto’s niet is toegestaan.
9. De beoordeling van de gronden van het verzet
Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer mede gelet op de door de gerechtsdeurwaarder ter zitting gegeven toelichting, niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. Het is juist dat het gebruik van de foto’s auteursrechtelijk niet was toegestaan. De kamer acht het gebruik daarvan echter niet tuchtrechtelijk laakbaar, omdat dit ook is geschied ten bate van klaagster en dus ook in haar belang was.
10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en M.W. de Ruijter Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
klaagster,
tegen:
mr. J.G.W. van STRAALEN,
gerechtsdeurwaarder te ‘s-Gravenhage,
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Voormelde beslissing van de voorzitter is bij e-mail (een postadres ontbrak) van 17 juni 2015 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen 21 juni 2015, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2015, alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De behandeling ter zitting is gedaan door mr. A.W.J. Ros. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 oktober 2015.
2. De feiten
c) De gerechtsdeurwaarder heef in januari 2012 ten laste van klaagster beslag gelegd op een aantal paarden en heeft die in het openbaar verkocht.
d) Als onderdeel van de executie van de grosse van het proces-verbaal van minnelijke schikking d.d. 6 maart 2014, is op 24 december 2014 ten laste van klaagster executoriaal derdenbeslag gelegd onder de voormalige curator van klaagster. Door dit beslag is een bedrag van € 69.318,64 getroffen en dit bedrag is op 23 januari 2015 aan de gerechtsdeurwaarder overgemaakt. Tegen deze executie heeft klaagster een kort geding aangespannen resulterend in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam d.d. 6 februari 2015. Daarbij is de wederpartij van klaagster o.a. veroordeeld om de executie te staken.
3. De oorspronkelijke klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:
- de in beslaggenomen paarden voor veel te weinig geld heeft verkocht en ten behoeve van de veiling foto’s van haar website heeft gebruikt en daarbij haar auteursrecht heeft geschonden;
- heeft geweigerd om het vonnis van 6 februari 2015 op haar verzoek te betekenen onder verrekening van de kosten van betekening met een factuur die klaagster aan de gerechtsdeurwaarder heeft verzonden. De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte geweigerd om de factuur te voldoen, terwijl hij de beschikking heeft over een bedrag van € 69.318,64 dat aan klaagster toekomt wegens een uitkering van letselschade.
4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder
4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat zowel bij het beslag als bij de verkoop de nodige zorgvuldigheid is betracht. Dat de paarden minder hebben opgebracht dan klaagster voor ogen stond, is iets wat bij een executieverkoop wel vaker voorkomt. Dat kan een gerechtsdeurwaarder niet verweten worden. Overigens heeft klaagster door haar weigering om eigendomspapieren/paspoorten van de paarden af te geven, niet bijgedragen aan een verhoging van de verkoopopbrengst. Als er sprake van is dat bij de verkoop gebruik is gemaakt van foto’s van de paarden afkomstig van de website van klaagster, dan is dat gebeurd met het oog op het verhogen van de verkoopopbrengst. Die website was openbaar toegankelijk en de destijds betrokken gerechtsdeurwaarders hebben zich niet gerealiseerd dat daarbij mogelijk sprake is geweest van een schending van het auteursrecht van klaagster.
4.2 Naar het oordeel van de gerechtsdeurwaarder kan hij zonder opdracht van zijn opdrachtgevers niet overgaan tot restitutie van het bedrag van € 69.318,64. Bovendien was de executie ten tijde van de uitspraak op 6 februari 2015 feitelijk reeds voltooid en heeft de voorzieningenrechter ook geen restitutieverplichting opgelegd. Klaagster is kennelijk zelf ook van mening dat er geen restitutieverplichting gold, omdat zij in een andere lopende procedure een reconventionele vordering heeft ingesteld. In die zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 29 april 2015 bij vonnis beslist dat de executie voor wat betreft het bedrag van € 69.318,64 reeds was voltooid.
4.3 Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht het vonnis van 6 februari 2015 te betekenen. Bij die opdracht heeft klaagster laten weten dat zij door toedoen van de gerechtsdeurwaarder schade had geleden, waartoe zij de gerechtsdeurwaarder ook heeft gefactureerd. Zij wenste verrekening van die factuur met de kosten van de betekening. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster daarop laten weten niet bereid te zijn tot het verrichten van de ambtshandeling op basis van verrekening, omdat hij de nota van klaagster heeft betwist. Hij heeft klaagster laten weten dat hij op basis van een kostenvoorschot tot de betekening bereid was en heeft klaagster ook geadviseerd om voor de betekening een andere gerechtsdeurwaarder te benaderen. Er is dus geen sprake geweest van een weigering om de ambtshandeling ter verrichten. Er gold trouwens geen ministerieplicht, omdat de ambtshandeling verricht diende te worden in het arrondissement Amsterdam.
5. De beschikking van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe overwogen dat de niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld bij de beslaglegging in 2012 en evenmin dat hij ten onrechte zijn ministerie heeft geweigerd bij de betekening van het vonnis.
5.2 Voor het overige behelzen de klachten een executiegeschil. Klaagster kan haar bezwaren daartegen voorleggen aan de gewone rechter. Behoudens uitzonderingen, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de Kamer om een dergelijk geschil te beoordelen, aldus de voorzitter.
6. De ontvankelijkheid van het verzet .
Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.
7. De gronden van het verzet
Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Door de gerechtsdeurwaarder is wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld bij de beslaglegging. Nadat de beschikking net gegeven was door de voorzitter, heeft klaagster nog aanvullende klachtonderdelen ingediend onder andere over het gebruik door de gerechtsdeurwaarder van foto’s van de paarden zoals die voorkwamen op de website van klaagster en voor welk gebruik geen toestemming was gevraagd. De foto’s zijn gemaakt door klaagster en haar vriend en hun namen staan op de foto’s vermeld. De gerechtsdeurwaarder heeft de namen verwijderd en de foto’s op Marktplaats geplaatst.
8. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het verzet ongegrond is. In verzet heeft klaagster alleen de beslaglegging ter sprake gebracht en tegen de daarop gerichte beschikking van de voorzitter zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd. Het kan juist zijn dat de foto’s twee weken op Marktplaats hebben gestaan. Die foto’s zijn ook ten bate van klaagster gebruikt om de verkoopopbrengst van de paarden te verhogen. Bij de inbewaringgeving zijn nieuwe foto’s gemaakt die vervolgens zijn gebruikt. Het kan zo zijn dat klaagster op haar website heeft vermeld dat het gebruik van die foto’s niet is toegestaan.
9. De beoordeling van de gronden van het verzet
Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer mede gelet op de door de gerechtsdeurwaarder ter zitting gegeven toelichting, niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. Het is juist dat het gebruik van de foto’s auteursrechtelijk niet was toegestaan. De kamer acht het gebruik daarvan echter niet tuchtrechtelijk laakbaar, omdat dit ook is geschied ten bate van klaagster en dus ook in haar belang was.
10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en M.W. de Ruijter Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.