ECLI:NL:TGDKG:2015:17 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet680.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:17
Datum uitspraak: 10-02-2015
Datum publicatie: 25-02-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet680.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klagers worden niet ontvankelijk verklaard in het verzet.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 15 juli 2014 met zaaknummer 128.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 680.2014 ingesteld door:

1. [     ],

2. [     ],

beiden wonende te [     ],

klagers,

tegen:

1. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 10 februari 2014 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief van 6 maart 2014 hebben de

gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 15 juli 2014 heeft de voorzitter de klacht deels niet-ontvankelijk verklaard en deels als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 22 juli 2014. Op 26 augustus 2014 is klagers nogmaals een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief 9 september 2014 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief met bijlagen van 10 november 2014 hebben klagers de gronden van het verzet ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 december 2014 alwaar klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 10 februari 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

2.1 Tegen een beslissing van de voorzitter tot afwijzing van de klacht kan een klager op grond van artikel 39, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, binnen veertien dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in dit artikel, verzet doen bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders.

2.2 Op 9 september 2014 is door klagers verzet ingesteld zonder aanvoering van gronden. Op 10 november 2014 hebben klagers de gronden van het verzet ingediend. In de brief waarmee de beslissing van de voorzitter aan klagers is toegezonden wordt uitdrukkelijk medegedeeld dat verzet dient te worden ingesteld door middel van een brief (verzetschrift) waarin de gronden van het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. In de brief van 9 september 2014 delen klagers mede dat de gronden van het verzet zullen worden nagezonden. De Gerechtsdeurwaarderswet biedt daartoe geen ruimte en evenmin is klagers een termijn gegeven waarbinnen de gronden alsnog kunnen worden ingediend. Nu de gronden van verzet eerst twee maanden na het instellen van het verzet aan de Kamer zijn toegezonden, is sprake van strijd met de goede procesorde in het tuchtrecht en kunnen klagers niet in hun verzet worden ontvangen.

2.3 De Kamer merkt ten overvloede op dat ook bij tijdige indiening van de gronden hetgeen door klagers in verzet is aangevoerd geen nieuw licht werpt op de zaak,  waarover de voorzitter heeft beslist. Door herhaaldelijk te klagen over de rechtsgeldigheid van de titel die tegen klagers ten uitvoer wordt gelegd en het telkens betwisten van de authenticiteit van een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot zijn klagers door de voorzitter terecht niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht wegens misbruik van tuchtrecht. Daarbij hebben klagers in verzet een geheel nieuw standpunt ingenomen op gronden die niet in de inleidende klacht worden vermeld. Ook al om die reden zou het verzet niet kunnen slagen.

3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun verzet.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.