ECLI:NL:TGDKG:2015:160 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet404.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:160
Datum uitspraak: 01-09-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet404.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 1 september 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 april 2015 met zaaknummer 714.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 404.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 10 september 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 15 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 21 april 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 29 april 2015. Bij brief van 8 mei 2015, ingekomen op 12 mei 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 15 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op het verzetschrift en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 juni 2015 alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 1 september 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een op 27 januari 2014 gewezen vonnis welk vonnis op 24 februari 2014 aan klager is betekend.

b)      Bij exploot van 24 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder de SVB op de uitkering van klager met toepassing van een beslagvrije voet.

c)      Bij brief van 15 mei 2014 heeft de SVB klager medegedeeld dat maandelijks een bedrag van € 673,70 zou worden overgemaakt aan de gerechtsdeurwaarder totdat de schuldsom was voldaan.

d)     Bij brief van 23 juli 2014 heeft de SVB klager medegedeeld dat door een fout van de SVB de inhoudingen in de maanden juni en juli niet hadden plaatsgevonden.

e)      Bij brief van 18 augustus 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat ten onrechte de beslagvrije voet niet in acht was genomen en heeft hij de gerechtsdeurwaarder om een verklaring verzocht op welke wijze de gerechtsdeurwaarder tot de beslagvrije voet was gekomen.

f)       Bij brief van 20 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer medegedeeld dat bij de berekening van de beslagvrije voet rekening was gehouden met andere inkomstenbronnen van klager.

g)      Bij brief van 27 augustus 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder geschreven dat dit niet de informatie was waarom hij had verzocht en opgave verzocht van alle bedragen voor de komende inhoudingen en alle in aanmerking genomen bedragen ter berekening van de beslagvrije voet.

h)      Bij brief van 29 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de brief van klager beantwoord, het restant van de vordering medegedeeld en laten weten dat met de volgende inhouding de vordering zou zijn voldaan.

i)        Bij brief van 3 september 2014 heeft klager op de brief van de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij zich buiten de communicatie heeft gehouden en hem onvoldoende heeft ingelicht ondanks drie verzoeken daartoe.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat het beslag is gelegd op 24 april 2014. In het op 29 april 2014 aan klager betekende proces-verbaal van beslag staat vermeld dat de beslagvrije voet is vastgesteld op € 21,06. Om een juiste beslagvrije voet te kunnen vaststellen zijn inkomensgegevens nodig die op grond van de wet door klager zelf dienen te worden aangeleverd. Eerst op18 augustus 2014 wendt klager zich tot de gerechtsdeurwaarder met de mededeling dat ten onrechte de beslagvrije voet niet in acht is genomen. Waarom de aangezegde beslagvrije voet niet klopt wordt door klager niet gesteld. Blijkens zijn brief van 20 augustus 2014 in antwoord op de brief van klager is de gerechtsdeurwaarder kennelijk bekend met andere inkomstenbronnen van klager. Op 29 augustus 2014 legt de gerechtsdeurwaarder aan klager uit op welke grond hij tot berekening van de beslagvrije voet is gekomen. In die brief verzoekt hij klager aan te geven of hij daadwerkelijk de beslagvrije voet aangepast wil hebben in welk geval klager een inkomsten-uitgavenformulier zal worden toegezonden. In plaats van op deze vragen te antwoorden, volhardt klager in zijn verzoek om bedragen te noemen.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat gelet op het voorgaande niet kan worden vastgesteld dat door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft gezien het nog openstaande bedrag terecht gevraagd of klager daadwerkelijk de beslagvrije voet wenste aan te passen. Het had op de weg van klager gelegen de vragen van de gerechtsdeurwaarder te beantwoorden waarna de gerechtsdeurwaarder aan de hand van de van klager verkregen informatie de beslagvrije voet opnieuw had kunnen berekenen.

5.3 De voorzitter heeft als laatste overwogen dat de gerechtsdeurwaarder terecht heeft gesteld dat, hoewel hij tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op handelen van (medewerkers van) zijn kantoor, dit niet meebrengt dat hij gehouden is klager persoonlijk te antwoorden. Dit laatste staat los van de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Bovendien zijn de brieven van klager gericht aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en meer in het bijzonder aan de heer [     ]. Deze persoon heeft de brieven van klager ook beantwoord.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager als eerste grond aangevoerd dat de beslissing van de voorzitter en de gevolgde procedure niet voldoen aan de minimale eisen van rechtspleging. Klager voert daartoe aan dat door de gerechtsdeurwaarder een ongedateerd verweerschrift is ingediend, waarvan klager eerst na ontvangst van het afschrift van de beslissing kon kennis nemen. De beslissing beperkt zich tot de klacht van 10 september 2014 en het verweerschrift van 15 oktober 2014 waartegen geen verweer mogelijk was. Dat druist in tegen de eis van hoor en wederhoor. De beslissing kwam onverwacht en een termijn van twee weken voor verzet is dan te kort. De beslissing is een stil oordeel waarin tijdens geding de ene partij wel, maar de andere partij niet de argumenten van de tegenpartij mag vernemen. Dat is onaanvaardbaar.

6.2 Als tweede grond heeft klager aangevoerd dat de voorzitter niet heeft beslist op de klacht. Volgens de beslissing zou de klacht inhouden dat de gerechtsdeurwaarder zich buiten de communicatie heeft gehouden en klager onvoldoende heeft ingelicht. Dat is onjuist en onbegrijpelijk gelet op stukken en het bekend gemaakte en overigens algemeen bekende misbruik. De beslissing vermeldt zelfs dat de gerechtsdeurwaarder terecht vroeg of klager inderdaad de beslagvrije voet wenste aan te passen. Zo maakt de beslissing de opzettelijk aan klager aangedane nood, klagers eigen schuld. Dat is navrant. De voorzitter acht de gerechtsdeurwaarder bekend met andere inkomstenbronnen van klager. Dat is juist, want in overleg met een collega-gerechtsdeurwaarder die beslag had gelegd onder banken, de belastingdienst en het pensioen van klager, heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de AOW van klager. De gerechtsdeurwaarder wist evenals zijn collega –gerechtsdeurwaarder dat de bedoeling van de beslagvrije voet is dat de beslagene maandelijks minimaal negentig procent van de bijstandsnorm, in het geval van klager voor twee personen, overhoudt. Dat is met voorbedachte raad nagelaten. Waar zijn collega-gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet botweg op nihil stelde, verzon de gerechtsdeurwaarder een beslagvrije voet van € 21,06 per maand. Klager en zijn echtgenote hebben maanden moeten overleven van de AOW van zijn echtgenote. De beslissing van de voorzitter ontbeert inzicht, dat hogere rechtspraak onderkent. In ECLI:HR:2014:306 stelt de advocaat-generaal bij de Hoge Raad dat de situatie voor beslagenen, die gepensioneerden en uitkeringstrekkers zijn, ontegenzeggelijk schrijnend is. Er bestaat in deze een gat, een tekort, een falen in de wetgeving waarvoor hij een oplossing naar buitenlands recht aanbeveelt. Vaak begrijpen beslagenen niet eens dat de aangehechte vragenlijst dwingt tot antwoorden, wil de beslagvrije voet toegepast worden. Gerechtsdeurwaarders hoeven enkel te stellen dat de beslagenen andere inkomsten hebben en het slachtoffer is vogelvrij. Gerechtsdeurwaarders mogen over de beslagvrije voet zwijgen en behoeven zelfs geen poging te doen die te berekenen. De beslagene moet antwoorden op de door niets beperkte vragen naar voor beslag mogelijke vermogens of inkomsten. In januari 2015 bleek dat de gerechtsdeurwaarder zich verrekend had. Hij zond een sommatie zonder uitleg om direct te betalen. Toen klager naar de reden vroeg, werden maatregelen aangekondigd. De beslissing van de voorzitter vindt de schrijnende situatie dat gerechtsdeurwaarders opzettelijk de beslagvrije voet niet toepassen om iemand in nood te brengen, terecht. Minimaal zou iedere gerechtsdeurwaarder moeten aantonen dat hij de verplichte beslagvrije voet kent, uitrekent en bereid is die toe te passen. Daar kan hij van afwijken, niet op grond van verzinsels of geruchten of die terloops aangehechte, niet toegelichte vragenlijst, maar bij gebruik maken van alle bekende gegevens.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Klager stelt als eerste de door de (voorzitter van de) Kamer gevolge procedure ter discussie. Die voldoet volgens klager niet aan de minimale eisen van rechtspleging. De Kamer overweegt als volgt. Er is geen sprake van een ongedateerd verweerschrift. Dat is aan de Kamer toegezonden bij brief van 15 oktober 2014. Volgens de vaste door de Kamer gevolgde procedure wordt de beklaagde gerechtsdeurwaarder in alle gevallen om een reactie op de klacht  gevraagd, alvorens de voorzitter beslist hoe de procedure verder verloopt. Die reactie van de gerechtsdeurwaarder wordt niet automatisch voor een reactie naar klager doorgezonden.

7.2 Bij beslissing van 31 augustus 2010 heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat op grond van de parlementaire geschiedenis en de Gerechtsdeurwaarderswet de door de Kamer gevolgde procedure de toets der kritiek kan doorstaan. Dat een klager moet worden toegelaten om op de reactie van de gerechtsdeurwaarder te reageren, waarna – gelet op het recht van hoor en wederhoor - de gerechtsdeurwaarder weer op de reactie van klagers zou mogen reageren, volgt niet uit de wet, en is ook overigens geen regel van Nederlands recht, aldus het Gerechtshof (ECLI:NL:GHAMS:2010:BN9410). Deze grond van het verzet kan niet tot vernietiging van de beslissing van de voorzitter leiden.

7.3 Ten aanzien van de tweede grond overweegt de Kamer het volgende. De Kamer kan klager volgen in die zin dat het huidige systeem van de beslagvrije voet tekortkomingen bevat. Het systeem is niet transparant en de berekening van de beslagvrije voet is complex. Dit wordt door de beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders en de wetgever ook onderkend. Er wordt gewerkt aan een ander systeem (brief staatsecretaris van 26 juni 2015 betreffende vereenvoudiging beslagvrije voet, gepubliceerd 3 juli 2015 www.officielebekendmakingen.nl). Tot aan het moment dat het systeem veranderd is moet de gerechtsdeurwaarder het echter doen met de gegevens die hem uit het dossier bekend zijn. Hij is voor het vaststellen van de beslagvrije voet voor het overige afhankelijk van bepaalde gegevens die door klager zelf dienen te worden aangeleverd. Van de door klager gestelde voorbedachte rade bij de gerechtsdeurwaarder om klager te benadelen is niet gebleken. Klager heeft dit wel gesteld maar niet onderbouwd. De voorzitter heeft terecht overwogen dat het op de weg van klager had gelegen de vragen van de gerechtsdeurwaarder te beantwoorden waarna de gerechtsdeurwaarder aan de hand van de van klager verkregen informatie de beslagvrije voet opnieuw had kunnen berekenen.

7.4 Het onderzoek in verzet kan niet leiden tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.