ECLI:NL:TGDKG:2015:158 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW718.2012

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:158
Datum uitspraak: 01-09-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDW718.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wie kan als de beklaagde gerechtsdeurwaarder worden aangemerkt? Belang bij klacht. Conservatoir beslag. Reikwijdte gegeven verlof. Betreden bedrijfspand zonder het bedrijf eerst de mogelijkheid te bieden het pand te openen. Bijstand politieteam. Reputatieschade. Gebruik maken van geheime toegangscode. Klacht op alle onderdelen ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 1

Beslissing van 1 september 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 718.2012 van:

1. [ ] B.V.,

gevestigd te [ ],

2. [ ],

medewerker van klaagster sub 1,

klagers,

gemachtigde [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 30 augustus 2012 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 5 oktober 2012 heeft de (toenmalige) gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 30 juni 2015 waar [ ], statutair directeur van [ ], de gemachtigde van klagers en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 1 september 2015.

1. De feiten

a) Bij beschikking van 3 april 2012 heeft de voorzieningenrechter op verzoek van [ ] B.V., [ ] B.V. en [ ] B.V., verlof verleend ten laste van klager sub 1 conservatoir beslag te leggen op de in het verzoek onder punt 21 van het verzoek nader omschreven bescheiden, gegevensdragers, administratie en documenten en kopieën daarvan in gerechtelijke bewaring te nemen. Daarbij is onder punt 21 (ii) vierde gedachtestreepje onder meer verlof verleend tot het leggen van beslag op “Technische machine handleidingen graafwerktuigen, waaronder werktekeningen en documentatie. Dit betreft technische tekeningen en de technische specificatie van diverse graafwerktuigen en modellen waarvoor [ ] aanbouwdelen produceert. Zoals de merken;” [ ].

b) Op 5 april 2012 heeft een aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegde kandidaat ten laste van klaagster conservatoir beslag tot afgifte van roerende zaken gelegd en een deel daarvan in gerechtelijke bewaring gegeven. De gerechtsdeurwaarder was bij aanvang van de beslaglegging aanwezig.

c) Bij exploot van 10 april 2012 heeft de aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegde kandidaat aan klaagster sub 1 betekend de beschikking van 4 april 2012, het van het conservatoir beslag opgemaakte proces-verbaal van 5 april 2012 en het op 5 april 2012 opgemaakte proces-verbaal houdende de gerechtelijke inbewaargeving.

2. De ontvankelijkheid van de klacht

2.1 Alvorens verder te gaan met de omschrijving van de klacht dient allereerst te worden beoordeeld of klagers wel in de klacht kunnen worden ontvangen. Ten aanzien van klaagster sub 1 geldt daartoe het volgende.

2.2 De klacht is gericht tegen de in aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder. Daarbij geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt onder meer dat als een klacht wordt ingediend tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder de klacht als gericht tegen deze gerechtsdeurwaarder moet worden afgehandeld.

2.3 De gerechtsdeurwaarder heeft als eerste verweer aangevoerd dat de klacht is gericht tegen de verkeerde gerechtsdeurwaarder. Het beslag is niet door hem gelegd en uitgevoerd maar door een aan hem toegevoegde kandidaat.

2.4 Klagers hebben aangevoerd dat gerechtsdeurwaarder de opdracht heeft aangenomen en het beslag heeft ingepland, de contacten tussen de opdrachtgevers altijd met de gerechtsdeurwaarder hebben plaatsgevonden en de kandidaat gerechtsdeurwaarder heeft laten weten in opdracht van de gerechtsdeurwaarder te hebben gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting medegedeeld dat hij de opdracht had gekregen, het beslag door hem was ingepland en heeft erkend dat hij bij aanvang van het beslag aanwezig was, zij het niet de gehele dag.

2.5 De Kamer overweegt dat op grond van het onder 2.2 vermelde, in onderlinge samenhang en verband bezien met het onder 2.4 vermelde het verweer van de gerechtsdeurwaarder dient te worden verworpen.

2.6 Ten aanzien van klager sub 2, een medewerker van klaagster sub 1, geldt dat een klager voldoende eigen belangen moet hebben, om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt en als klager te kunnen worden ontvangen in de tuchtprocedure (ECLI:NL:GHAMS:2008:BC7801, ECLI:NL:GHAMS:2009:BL2309).

2.7 De Kamer overweegt dat ten aanzien van klager sub 2 op geen enkele wijze is gebleken welk belang hij bij de klacht heeft. Een concrete tegen de gerechtsdeurwaarder gerichte van klager sub 2 afkomstige klacht, valt in de klachtbrief van 30 augustus 2012 niet te ontdekken. In de ter zitting overgelegde pleitnota evenmin. De onder nummer 13 van de pleitnota gemaakte verwijzing naar het door klager sub 2 d.d. 18 april 2012 opgemaakte verslag (bijlage 4 bij de klachtbrief van 30 augustus 2012) kan daartoe niet dienen aangezien dit een aan de Regio Politie [ ] Noord gerichte brief betreft waarin een klacht wordt gedeponeerd tegen de bij het beslag aanwezige politieambtenaren. Welke tuchtrechtelijke norm zou zijn overtreden die zou strekken ter bescherming van het belang van klager sub 2, is gesteld noch gebleken. Klager sub 2 dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.

3. De klacht

3.1 In de klacht welke nader is toegelicht in een ter zitting overgelegde pleitnota verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder -zakelijk weergegeven- allereerst dat hij op 5 april 2014 om 07.30 uur het kantoor is binnengetreden zonder het bedrijf eerst de mogelijkheid te bieden de deur te openen. In plaats daarvan heeft de gerechtsdeurwaarder ervoor gekozen om in alle vroegte onnodig de sloten te forceren en het pand en de reputatie van klaagster te doen beschadigen. De strekking is dat de wet (artikel 444 lid 2 Rv) nadrukkelijk bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder gehouden is bij de zorgvuldige uitoefening van zijn taak klaagster éérst een redelijke mogelijkheid te bieden om het pand te openen, alvorens daar binnen te treden. Voor de vervulling van zijn taak was het redelijkerwijs ook niet nodig het pand reeds om 07:30 uur middels tussenkomst van de politie binnen te treden. Er was geen aanleiding om zo snel te handelen en klaagster niet bij de beslaglegging te betrekken. Ook niet nu de gerechtsdeurwaarder had kunnen beletten, dat uit het pand iets zou worden weggenomen. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder dat hij ook al om zeven uur in de ochtend binnen had mogen treden is te kort door de bocht. Gezien het feit dat het hier gewoon een kantoorbedrijf betreft waarvan de gerechtsdeurwaarder bekend is dat daar elke dag kantoormensen de deur openen, had de gerechtsdeurwaarder moeten wachten tot het personeel was gearriveerd. Voorts had de gerechtsdeurwaarder niet de politie zodanig hoeven te instrueren dat deze op een wijze zou optreden zoals ze deed.

3.2 Indien en voor zover het redelijkerwijs wel nodig mocht worden geacht om buiten klaagster om het pand binnen te treden, had de gerechtsdeurwaarder met de inschakeling van één ambtenaar kunnen volstaan. Ten onrechte heeft de gerechtsdeurwaarder een heel politieteam om bijstand verzocht. Er was geen enkele aanleiding te veronderstellen dat klaagster zich tegen de beslaglegging zou verzetten. Dit speelt mogelijkerwijs bij ontruimingen en gijzelingen, doch niet bij een conservatoire beslaglegging op roerende zaken. Volstrekt overbodig is dan ook de politie en de bedrijfsrecherche ingeschakeld. Klaagster heeft vanwege dit jegens haar onrechtmatige handelen (reputatie)schade geleden. Het is te duchten dat derden zullen vermoeden dat het pand van klaagster is ontruimd dan wel dat klaagster is gegijzeld. Het was de gerechtsdeurwaarder die de politie actief een dermate verkeerd beeld gaf van de situatie dat deze met al dit machtsvertoon is binnengetreden op het terrein van klaagster. Dit heeft forse reputatieschade tot gevolg gehad.

3.3 De gerechtsdeurwaarder wordt verder verweten te hebben nagelaten klaagster steeds te informeren over alle door of namens hem verrichte handelingen in het kantoorpand en bij de gerechtelijke bewaarder. De verklaring van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt betwist. In die verklaring wordt ten onrechte gesteld dat klaagster geen toegang tot het pand en het terrein zou zijn geweigerd en dat klaagster steeds zou zijn geïnformeerd over alle door of namens hen verrichte handelingen. Ondanks dat reeds in 2012 is gevraagd aan de gerechtsdeurwaarder wat er nou allemaal is gebeurd in het kantoorpand en bij de gerechtelijke bewaarder, is daar tot op de dag van vandaag geen antwoord op gekomen. Zoals in het klaagschrift onder de punten 52 en 53 valt te lezen is er vanaf juli 2012 tot en met eind augustus 2012 gepoogd om antwoord op de gestelde vragen te krijgen, maar nog altijd is hier geen schriftelijke reactie op gekomen.

3.4 De gerechtsdeurwaarder wordt voorts verweten gebruikt te hebben gemaakt van een geheime beveiligingscode welke niet anders dan op een niet legale wijze kan zijn verkregen. Louter klaagster en haar medewerkers waren met de code bekend. Indien en voor zover de gerechtsdeurwaarder de code van de vermeende schuldeiser zou hebben verkregen, was hij gehouden om bij hem te informeren naar de wijze waarop hij de code in bezit heeft gekregen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zodanige beveiligingscode ’s niet voor derden beschikbaar zijn. De gerechtsdeurwaarder wist bovendien dat zijn opdrachtgever al meer dan een jaar met zijn kantoor naar een andere locatie was verhuisd. De gerechtsdeurwaarder ontkent in zijn verweer impliciet dat hij de geheime toegangscode heeft gekregen en heeft gebruikt. Hij schuift de schuld op de slotenmaker. Echter het was niet de slotenmaker maar de gerechtsdeurwaarder zelf die de geheime code heeft gekregen en heeft gebruikt. De slotenmaker was er immers om het slot kapot te maken en niet om geheime alarmcodes te gebruiken. De slotenmaker heeft slechts op instructie en opdracht van de gerechtsdeurwaarder gewerkt. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om de slotenmaker dit verhaal ook te laten bevestigen.

3.5 Als laatste verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder het volgende. Het beslagverlof had maar een bepaalde reikwijdte. Zoals ook omschreven in de klacht gold bijvoorbeeld dat voor de elektronische administratie van na 14 januari 2011 en het volledige technische archief van klaagster met brochures met de technische gegevens van de graafmachines, dat voor conservatoire beslaglegging hiervan en hierop geen verlof is verleend. Toch is daarop beslag gelegd. Zelfs bij marginale toetsing had de gerechtsdeurwaarder gebleken dat er niet meer beslag mag worden gelegd dan waarvoor verlof is verleend. Hetzelfde geldt voor het volledige technische archief brochures met de technische gegevens van de graafmachines. Daarvoor is eenvoudigweg geen verlof verleend. Op beide zaken ligt tot op de dag van vandaag nog beslag. Bovendien is het op grond van artikel 448 Rv niet toegestaan beslag te leggen op boeken die geëxecuteerde nodig heeft voor zijn beroep. De door de gerechtsdeurwaarder beslagen en meegenomen roerende zaken, doch vooral de brochures met de technische gegevens van de graafmachines, zijn aan te merken als ‘boeken’ in de zin van voornoemd artikel. De gerechtsdeurwaarder had deze dan ook niet mogen beslaan en meenemen, te meer nu hij redelijkerwijs ook wist, althans behoorde te weten dat dergelijke zaken van groot belang zijn voor de voortgang van het bedrijf van klaagster. De gerechtsdeurwaarder noemt willekeurig brochures met de technische gegevens van de graafmachines “handleidingen”, terwijl ze aan de eisen van de erkende definitie van de handleidingen niet beantwoorden.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Klachtonderdelen 3.1 en 3.2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De Kamer overweegt dat nu juist bij een conservatoir beslag geen reden is de beslagdebiteur (in dit geval klaagster) bij het beslag te betrekken. Onderdeel van een effectief conservatoir beslag is het verassingseffect. Er wordt geen waarschuwing vooraf gegeven. Dat geeft de debiteur geen gelegenheid om goederen aan verhaal te onttrekken. In dat licht bezien en mede gegeven het feit dat de gerechtsdeurwaarder voor politiebijstand afhankelijk is van het moment waarop de politiebijstand beschikbaar is, acht de Kamer het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder het beslag vroeg in de ochtend heeft ingepland. Het door klaagster ingenomen standpunt gaat er vanuit dat de gerechtsdeurwaarder zonder enig probleem toegang zou worden verleend op het moment dat hij zich zou aanmelden voor het leggen van beslag. Gelet op de in het verzoekschrift onder de punt 6 en punt 8 beschreven weigerachtige houding van klaagster, lag dat niet in de lijn der verwachting. Gelet op de feit dat het een conservatoir beslag betreft heeft de gerechtsdeurwaarder teneinde het risico te vermijden dat de toegang zou worden geweigerd, terecht op voorhand bijstand verzocht van de hulpofficier als bedoeld in artikel 444 Rv. De gerechtsdeurwaarder kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van de hulpofficier van justitie (en de aanwezige politieambtenaren). Die hebben op grond van het bepaalde in art 444 Rv een eigen verantwoordelijkheid, waarbij de rol van de hulpofficier van justitie geenszins beperkt is tot zijn of haar enkele aanwezigheid (ECLI:NL:GHSHE:2014:1326). Dat de gerechtsdeurwaarder de politie heeft geïnstrueerd hoe te handelen is op geen enkele wijze nader onderbouwd, noch anderszins gebleken. De keuze om met meerdere personen aanwezig te zijn is ter beoordeling en verantwoordelijkheid van de politie en die keuze is gelet op hetgeen onder punt 7 van het verzoekschrift is gesteld niet onbegrijpelijk. Dat er personen van bedrijfsrecherche aanwezig waren, wordt gerechtvaardigd door het verleende verlof. Dat klaagster reputatieschade heeft geleden is op geen enkele wijze nader onderbouwd en ook anderszins niet gebleken. Dit leidt ertoe dat klachtonderdelen 3.1 en 3.2 ongegrond dienen te worden verklaard.

5.2 Dat lot treft ook klachtonderdeel 3.3. Bij brief van 30 juli 2012 heeft de gemachtigde van klaagster zich namens klaagster bij de gerechtsdeurwaarder beklaagd over een door hem aan de politie gegeven opdracht niemand toegang te verlenen tot het kantoor en het terrein rondom het kantoor van klaagster teneinde te voorkomen dat medewerkers van klaagster toegang tot het terrein kregen. Bij brief van 13 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster medegedeeld dat niet hij maar zijn kandidaat-gerechtsdeurwaarder het beslag had gelegd en dat hij de kandidaat zou vragen inhoudelijk op de brief van de gemachtigde van klaagster zou reageren. Op 15 augustus 2012 heeft de kandidaat gerechtsdeurwaarder gereageerd op de brief van de gemachtigde van klaagster van 30 juli 2012. Dat de gemachtigde van klaagster het met het gegeven antwoord niet eens was, maakt nog niet dat er door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Welke handelingen door of namens de gerechtsdeurwaarder in het kantoorpand en bij de gerechtelijke bewaarder zijn verricht valt te lezen in de door de kandidaat-gerechtsdeurwaarder van het beslag en bewaargeving opgemaakte processen-verbaal die aan klaagster zijn betekend .

5.3 Nog afgezien van het antwoord op de vraag of het gebruik van de toegangscode tuchtrechtelijk laakbaar is, wordt door de gerechtsdeurwaarder betwist dat de code door hem aan de slotenmaker is gegeven. In het als bijlage 3 bij de klacht overgelegde proces-verbaal van aangifte wordt door de eigenaar van het beveiligingsbedrijf de vorige directeur/mede-eigenaar van klaagster ervan beschuldigd achter de toegangscode te zijn gekomen. Het had op de weg van klaagster gelegen haar standpunt nader te onderbouwen bijvoorbeeld door middel van een schriftelijke verklaring van de slotenmaker waaruit zou blijken op welke wijze hij over de toegangscode kon beschikken. Op dit punt kan dan ook geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden vastgesteld.

5.4 De kern van klachtonderdeel 5 is gelegen in het feit dat klaagster van mening is dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op roerende zaken die de reikwijdte van het gegeven verlof te buiten gingen. Klaagster heeft aangevoerd dat dit de gerechtsdeurwaarder al bij marginale toetsing van het verlof had moeten blijken. Nog afgezien van het feit dat de gerechtsdeurwaarder het beslag niet zelf heeft gelegd, is het niet aan de tuchtrechter, die slechts oordeelt of er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld, de reikwijdte van het beslagverlof te beoordelen. Tot hoever het gegeven verlof reikt, is bij uitstek een onderwerp voor een executiegeschil. Dat een dergelijk geschil niet door klaagster is gestart, valt niet te rijmen met de stelling van klaagster dat dergelijke zaken van groot belang waren voor de voortgang van haar bedrijf. Slechts bij evident misbruik is er een taak voor de tuchtrechter weggelegd. Daarvan is hier geen sprake temeer daar voor de onderdelen waarop klaagster haar pijlen heeft gericht na marginale toetsing juist is gebleken dat die onderdelen wel binnen de reikwijdte van het gegeven verlof vielen (1a van de feiten). Het tuchtrecht is, nog daargelaten dat het standpunt dienaangaande op geen enkele wijze nader is onderbouwd, evenmin de geëigende weg om de vraag te beantwoorden of de brochures met de technische gegevens van de graafmachines, zijn aan te merken als ‘boeken’ in de zin van artikel 448 Rv. Dit klachtonderdeel treft evenmin doel.

6. Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, is de slotsom van dit alles dat de klacht op alle onderdelen ongegrond dient te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.