ECLI:NL:TGDKG:2015:157 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW488.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:157
Datum uitspraak: 01-09-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDW488.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Losse opdracht tot het leggen van beslag. Nu het dossier van klaagster in behandeling was op het kantoor van een collega-gerechtsdeurwaarder mocht ervan worden uitgegaan dat de beslagvrije voet was vastgesteld met inachtneming van aan die collega-gerechtsdeurwaarder uit het dossier of anderszins bekende gegevens. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 1 september 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 488.2014 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 30 juni 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 21 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Klaagster heeft medegedeeld niet in de gelegenheid te zijn ter zitting te verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 30 juni 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 1 september 2015.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is door een collega gerechtsdeurwaarder verzocht beslag ten laste van klaagster te leggen.

b)      Bij exploot van 30 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder (loon)beslag gelegd onder de werkgever van klaagster.

c)      Het van voormeld beslag opgemaakte proces-verbaal is bij exploot van 15 mei 2014 aan klaagster betekend.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder onnodig kosten te hebben gemaakt door beslag te leggen op loon wat nog minder bedraagt dan de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft eerder beslag gelegd op haar voorlopige teruggave van de belastingdienst welk beslag hij heeft moeten opheffen vanwege de hoogte van haar inkomen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen, ter zake van enig handelen en nalaten in strijd met enige bi of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enige handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-) gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De Kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder door een collega-gerechtsdeurwaarder is verzocht loonbeslag ten laste van klaagster te leggen. Het betrof hier een losse opdracht waarbij het dossier in behandeling was bij en het exploot was opgesteld door het kantoor van de collega gerechtsdeurwaarder van wie zij de opdracht had gekregen. In dat exploot was een beslagvrije voet opgenomen. Nu het dossier van klaagster in behandeling was op het kantoor van een collega-gerechtsdeurwaarder mocht zij ervan uitgegaan dat de beslagvrije voet was vastgesteld met inachtneming van aan die collega-gerechtsdeurwaarder uit het dossier of anderszins bekende gegevens. Dat er eerder beslag ten laste van klaagster is gelegd dat moest worden opgeheven was wellicht kenbaar bij haar collega maar niet gebleken is dat dit bekend was bij de beklaagde gerechtsdeurwaarder. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de beklaagde gerechtsdeurwaarder is dan ook niet gebleken.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.