ECLI:NL:TGDKG:2015:156 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW233.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:156
Datum uitspraak: 01-09-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDW233.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie: Niet reageren op verzoeken. Klacht gegrond. Maatregel van berisping met aanzegging opgelegd omdat de gerechtsdeurwaarder ook niet reageert op verzoeken van de Kamer.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 1 september 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 233.2015 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 9 maart 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 19 maart 2015 is de gerechtsdeurwaarder om een reactie op de klacht verzocht. Hierop is geen reactie gekomen.

Bij brief van 6 mei 2015 is de gerechtsdeurwaarder opnieuw om een reactie op de klacht verzocht. Ook daarop is geen reactie gekomen.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 30 juni 2015 alwaar klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 1 september 2015.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is op verzoek van klaagster belast met een vordering op een debiteur van klaagster.

b)      De gerechtsdeurwaarder heeft gelden voor klaagster geïncasseerd. (De advocaat van) klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder diverse malen verzocht om een tussentijdse afdracht te doen.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij gelden onder zich heeft en niet reageert op verzoeken van haar en haar advocaat om een tussentijdse afdracht te doen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft niet op de klacht gereageerd.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen, ter zake van enig handelen en nalaten in strijd met enige bi of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enige handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-) gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De Kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder de klacht, ondanks daartoe tot tweemaal in de gelegenheid te zijn gesteld, niet heeft weersproken zodat de klacht dient te worden beoordeeld aan de hand van de door klaagster geschetste gang van zaken. Het niet reageren op verzoeken om een tussentijdse afdracht van gelden die de gerechtsdeurwaarder onder zich heeft, is tuchtrechtelijk laakbaar. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om of een tussentijdse afdracht te doen, of klaagster duidelijk uitleg te geven waarom er geen afdracht werd of kon worden gedaan. Die duidelijkheid had de gerechtsdeurwaarder onder andere kunnen verschaffen door mede te delen welk bedrag hij heeft geïncasseerd, vergezeld van een deugdelijke specificatie van de kosten die hij heeft gemaakt.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen. De Kamer weegt daarin mee dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op verzoeken van de Kamer om een reactie op de klacht te geven.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond,

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.