ECLI:NL:TGDKG:2015:155 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet256.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:155
Datum uitspraak: 25-08-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet256.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 augustus 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 februari 2015 met zaaknummer 485.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 256.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, ingekomen op 3 juli  2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 15 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 24 februari 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 4 maart 2015. Bij brief van 12 maart 2015, ingekomen op 18 maart 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 23 juni 2015 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 augustus 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Klager is door de rechtbank [     ], sector kanton, bij vonnis van 3 september 2009 veroordeeld tot betaling van een geldsom en in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is op 25 september 2009 aan klager betekend, waarna op 22 februari 2010 ten laste van klager beslag is gelegd onder de Fortisbank. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 5 maart 2010 aan klager betekend. Op 28 maart 2012 is klager door de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de restschuld aangeschreven. Bij exploot van 30 mei 2013 is klager aangezegd dat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van voormeld vonnis wegens rechtsopvolging was overgegaan van [     ] B.V. op [     ] B.V. Bij exploot van 3 april 2014 is ten laste van klager beslag gelegd onder de ABN AMRO Bank. Bij brief van 5 april 2014 heeft klager bezwaar gemaakt tegen het beslag. Bij brief van 10 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op het bezwaar van klager gereageerd. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 16 april 2014 aan klager betekend. Bij brief van 22 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager nogmaals zijn standpunt medegedeeld. De Bank heeft klager op 8 mei 2014 medegedeeld het beslag als beëindigd te beschouwen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat hij na vier jaar weer beslag heeft gelegd op de bankrekening van klager. Sinds een in 2010 gelegd beslag, dat geen doel trof, heeft klager nooit meer iets van de gerechtsdeurwaarder vernomen. Door het beslag is klager in grote financiële moeilijkheden gekomen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat klager bij vonnis van 3 september 2009 is veroordeeld tot betaling van een geldsom. In zijn klacht stelt klager dat hij niet op de zitting is verschenen en zich niet bewust was van de beslissing. Ook stelt klager dat hij brieven en stukken van de gerechtsdeurwaarder nooit heeft ontvangen. Dat klager niet ter zitting is verschenen strookt niet met de vermelding in het vonnis dat hij in persoon is verschenen en verweer heeft gevoerd. Ten aanzien van de stelling van klager dat hij brieven en stukken van de gerechtsdeurwaarder nooit heeft ontvangen, kan slechts worden vastgesteld dat de brieven en exploten zijn verzonden naar dan wel betekend op het adres waar klager nog steeds woonachtig is. Dat klager nooit iets heeft ontvangen, kan niet worden vastgesteld. Bovendien is een exploot van een gerechtsdeurwaarder een authentieke akte met een op voorhand sterke bewijskracht. Vooralsnog staat vast dat de exploten zijn betekend op het juiste adres.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat op grond van het voorgaande verondersteld kan worden dat klager genoegzaam bekend was met de vordering. Klager heeft nagelaten de vordering vrijwillig te voldoen. Het door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager gelegde bankbeslag is dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

6. De gronden van het verzet

Klager voert in verzet aan dat de gerechtsdeurwaarder de Kamer in zijn verweerschrift op het verkeerde been heeft gezet. De gerechtsdeurwaarder beticht klager ervan dat hij niets van de veroordeling op 3 september 2009 zou hebben geweten. Dit heeft klager nooit gesteld. Op 22 februari 2010 is beslag gelegd onder de bank. Klager was toen al ziek en hij leefde van het salaris van zijn vrouw. Het beslag leverde niets op maar de bank heeft klager wel kosten in rekening gebracht vanwege het gelegde beslag. Sinds de beslaglegging in 2010 heeft klager niets meer van de gerechtsdeurwaarder vernomen Als de gerechtsdeurwaarder enige moeite had gedaan om bij de belastingen te informeren naar de inkomsten van klager dan had hij geweten dat klager al 5 jaar leeft van het minimum. Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht na vier jaar weer gevonden en is toen beslag gaan leggen. Als beklaagde de door hem geschreven brieven werkelijk zou hebben verzonden, had hij geen 4 jaar gewacht met het leggen van beslag.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd werpt geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. Dat de gerechtsdeurwaarder klager ervan zou hebben beticht dat klager niets van het vonnis van 3 september 2009 zou hebben geweten en de Kamer daardoor op het verkeerde been zou hebben gezet, berust op een verkeerde lezing van klager van de beslissing van de voorzitter. Daaruit volgt slechts dat klager in zijn klacht zelf heeft aangegeven niet op de zitting te zijn geweest in 2009 en dat hij zich niet bewust was van de beslissing.

7.2 Voor het overige heeft het onderzoek in verzet naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het aan klager betekende vonnis van 3 september 2009 was ten tijde van de beslaglegging nog niet verjaard. Het is niet tuchtrechtelijk laakbaar om een aantal jaren na een eerder gelegd beslag opnieuw door middel van beslag te trachten een vonnis te executeren. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.