ECLI:NL:TGDKG:2015:151 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet352.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:151 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-08-2015 |
Datum publicatie: | 21-09-2015 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet352.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 25 augustus 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 maart 2015 met zaaknummer 442.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 352.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief van 1 juni 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 3 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 10 maart 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 25 maart 2015. Bij brief van 19 april 2015, binnengekomen op 23 april 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 3 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op het verzetschrift en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 23 juni 2015 alwaar niemand is verschenen. Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 augustus 2015.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld buiten de termijn van veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter. Omdat klager woonachtig is in het buitenland, acht de Kamer de overschrijding van de termijn verschoonbaar, zodat klager in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Op 24 april 2014 heeft het Zorginstituut Nederland (het ZIN) een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd. Op 30 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het dwangbevel betekend aan het parket van het openbaar ministerie bij de rechtbank Amsterdam. Bij brief van 1 juni 2014 heeft klager zijn bezwaren tegen het dwangbevel aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna de Kamer) bekend gemaakt. De Kamer heeft dit schrijven als een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder opgevat en voor een reactie naar hem doorgestuurd. De gerechtsdeurwaarder heeft nadien de bezwaren van klager doorgestuurd naar het ZIN en richting de Kamer gereageerd.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager maakt bezwaar tegen het dwangbevel dat het ZIN ten laste van hem heeft uitgevaardigd.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft overwogen dat uit de inhoud van het klaagschrift kan worden opgemaakt dat klager bezwaar maakt tegen het dwangbevel dat door het ZIN is uitgevaardigd. Een ingediende klacht tegen een gerechtsdeurwaarder dient betrekking te hebben op het handelen of nalaten van een gerechtsdeurwaarder. Het schrijven van klager kan, mede gelet op de inhoud, niet worden opgevat als een klacht gericht tegen het handelen dan wel nalaten van een gerechtsdeurwaarder.
6. De gronden van het verzet
Klager voert in verzet aan dat zijn klacht is gericht tegen de gerechtsdeurwaarder en het ZIN. Als zijn klacht gedeeltelijk bij de verkeerde instantie terecht is gekomen, is dat te wijten aan onvolledige informatie van de gerechtsdeurwaarder in het begeleidend schrijven bij het dwangbevel. De klacht kan niet zomaar als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk worden afgewezen. De klacht heeft wel degelijk betrekking op het handelen of nalaten van een gerechtsdeurwaarder. Het in het dwangbevel genoemde bedrag is niet juist. Klager neemt aan dat een gerechtsdeurwaarder niet alleen maar fungeert als een doorgeefluik, maar dat hij ook de inhoud van het dwangbevel moet controleren. De gerechtsdeurwaarder presenteert namens de Koning hiermee onwaarheden, die verstrekkende gevolgen kunnen hebben. De gerechtsdeurwaarder heeft in een reactie op het bezwaarschrift, van klager toegegeven dat het bedrag niet juist was. Klager concludeert hieruit dat de gerechtsdeurwaarder hem willens en wetens een dwangbevel heeft toegestuurd
waarvan de inhoud niet klopt. Klager zou daarvoor een schadeloosstelling moeten krijgen. Zijn klacht tegen het ZIN, die hij uiteengezet heeft in zijn oorspronkelijke bezwaarschrift wordt door klager gehandhaafd. Als dat niet bij de Kamer behandeld wordt, houdt klager de Kamer eraan dat de Kamer het bezwaarschrift doet toekomen aan de instantie die het wel behandelt.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd werpt geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. Over de vraag tegen wie de klacht is gericht, laat de klachtbrief van 1 juni 2014 van klager geen misverstand bestaan. Die brief vangt aan met “Bezwaar tegen dwangbevel Zorginstituut Nederland”. Verder bevat de klacht alleen bezwaren tegen de inhoud van het dwangbevel waar klager het niet mee eens is. Enig bezwaar tegen het handelen van de gerechtsdeurwaarder valt in de klachtbrief niet te lezen. De beslissing van de voorzitter is dan ook juist. De Kamer is niet bevoegd de klacht naar een andere instantie door te zenden.
7.2 Klager kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat de gerechtsdeurwaarder in het begeleidend schrijven bij het dwangbevel onvolledige informatie heeft verschaft. In die informatie is immers vermeld dat als klager het met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel niet eens is, hij een executiegeschil ex artikel 438 Rv aanhangig kan maken bij de burgerlijke rechter en dat als klager dit zou overwegen, het raadzaam zou zijn juridisch advies daarover in te winnen. Indien klager die raad zou hebben opgevolgd had dit hem geleerd dat voor het aanspannen van een executiegeschil verplichte rechtsbijstand van een advocaat geldt. De gerechtsdeurwaarder heeft als hem een dwangbevel ter hand wordt gesteld een ministerieplicht die inhoudt dat hij verplicht is het dwangbevel te betekenen en eventueel ten uitvoer te leggen. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder om de inhoud van een dwangbevel te controleren. Bezwaren tegen de inhoud dienen te worden gericht aan het ZIN en bezwaren tegen de tenuitvoerlegging aan de burgerlijke rechter. Uit de brief van de gerechtsdeurwaarder van 3 juli 2014 aan klager blijkt ook dat de gerechtsdeurwaarder na bezwaar van klager contact heeft gezocht met het ZIN en het ZIN daarop de vordering heeft aangepast en de overige bezwaren van klager zijn verworpen. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder is dan ook niet gebleken.
7.3 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.
8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.