ECLI:NL:TGDKG:2015:145 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet368.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:145
Datum uitspraak: 28-07-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet368.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 28 juli 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 14 april 2015 met zaaknummer 934.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 368.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 24 april 2015 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift. ingekomen op 27 april 2015, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 juni 2015, alwaar de gemachtigden van partijen zijn verschenen. De behandeling ter zitting is gedaan door mr. M.S.F. Voskens. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 juli 2015.

2. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van drie door de officier van justitie ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevelen.

b)      De dwangbevelen zijn bij exploot van 28 januari 2014 aan klager betekend, met bevel om tot betaling over te gaan.

c)      Op 10 juli 2014 is nog een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd, dat bij exploot van 25 juli 2014 aan klager is betekend.

d)     Bij brief van 13 juni 2014 is klager beslaglegging op diens roerende zaken aangekondigd tegen 1 juli 2014.

e)      Bij brief van 17 juni 2014 heeft de vader van klager gereageerd op deze brief van de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 23 juni 2014 heeft de gerechtsdeur-waarder de brief van de vader van klager beantwoord en verzonden naar klager. De vader van klager is hiervan per e-mail op de hoogte gesteld.

f)       De vader van klager heeft vervolgens diverse e-mailberichten aan de gerechtsdeurwaarder verzonden, die deze berichten bij gebreke van een machtiging voor kennisgeving heeft aangenomen hetgeen ook aan de vader van klager is medegedeeld.

g)      Op 1 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het adres van klager bezocht en  met de aldaar aanwezige vader van klager betalingsafspraken gemaakt die bij brief van 2 juli 2014 aan klager en per e-mail van 2 juli 2014 aan de vader van klager zijn bevestigd.

h)      De brief van de vader van klager van 25 juli 2014 is door de gerechtsdeur-waarder op 29 juli 2014 beantwoord.

i)        Omdat van klager geen betaling werd ontvangen conform de gemaakte afspraken heeft de gerechtsdeurwaarder klager op 6 augustus 2014 een e-mail gezonden waarbij de betalingsregeling vervallen is verklaard.

j)        Op 20 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder diens werkgever met toepassing van een beslagvrije voet.

k)      Bij brief van 22 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een toelichting gegeven op de beslagvrije voet en hem medegedeeld dat, indien de beslagvrije voet onjuist zou zijn vastgesteld, klager contact met de gerechtsdeurwaarder diende op te nemen.

l)        Bij brief van 28 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager nogmaals uitleg verschaft omtrent de beslagvrije voet en verzocht hem aanvullende gegevens te verstrekken voorzien van bewijsstukken.

m)    Bij brief van 5 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op diverse door de vader van klager aan de gerechtsdeurwaarder verzonden emailberichten.

n)      Bij brief van 4 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de vader van klager medegedeeld dat het verschuldigde door middel van het loonbeslag was voldaan.

o)      Bij brief van 28 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een specificatie doen toekomen in alle dossiers en medegedeeld dat het beslag was opgeheven en meegedeeld dat de dossiers gesloten zijn.

p)      Bij brief van 3 december 2014 heeft de officier van justitie (CVOM) de vader van klager een ontvangstbevestiging gezonden van het beroep tegen de beschikking met CJIB nummer 17758 5623.

q)      Hierna heeft nog een briefwisseling tussen de vader van klager en de gerechtsdeurwaarder plaatsgevonden.

3. De oorspronkelijke klacht

3.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder in strijd te hebben gehandeld met de artikelen 1, 4, 10  en 13 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. Klager voert daartoe het volgende aan.

3.2 Klager heeft zich in algemene zin gestoord aan het gedrag van de gerechtsdeurwaarder. Hij kan zich niet goed voorstellen dat dit het gedrag is zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt (artikel 1). Klager verwijst naar de bijlagen bij zijn klacht. Hij heeft 47 e-mails met de gerechtsdeurwaarder gewisseld. Er is ook nog sprake van een enkele brief en van bezoeken/ontmoetingen. Klager heeft op die manier veel informatie uit de gerechtsdeurwaarder moeten trekken. Het leek op tegenwerking. Het woord proactief kent de gerechtsdeurwaarder niet. Een aantal vragen is ook genegeerd.

3.3 De medewerkers van de gerechtsdeurwaarder zijn niet op hun taak berekend (artikel 4), of ze worden buiten onderdelen van de zaak gehouden. Het is moeilijk om telefonisch echte antwoorden te krijgen. Bij een vraag per e-mail om te horen hoe de stand van zaken was, werd medegedeeld dat het dossier afgewerkt was. Op zijn verzoek om een schriftelijke bevestiging kreeg klager slechts bevestiging van drie van de vier dossiernummers. Klager heeft herhaaldelijk om opheldering gevraagd en pas in derde instantie te horen gekregen dat het vanzelfsprekend om de drie dossiers ging waarom hij zou hebben gevraagd. Al zijn e-mails tonen aan dat klager altijd over vier zaaknummers heeft gesproken. Als hij bij telefonische contacten de zaaknummers wilde noemen dan werd hem bij het noemen van het tweede nummer medegedeeld dat dat niet nodig was omdat alles op het scherm zichtbaar is. Hier heeft de medewerker dus een simpel te voorkomen fout gemaakt en niet willen toegeven dat dat zo was. Het ging hier niet om een niet ter zake doende aangelegenheid. Klager heeft ooit veel moeite moeten doen om een afspraak met de gerechtsdeurwaarder te maken. Toen dat uiteindelijk gelukt was en klager verscheen moest hij wachten aan het loket en kreeg hij de gerechtsdeurwaarder niet te spreken.

3.4 Terwijl een betalingsregeling was getroffen, ging de procedure gewoon door. Van de werkgever vernam klager dat beslag was gelegd en weer nieuwe kosten waren gemaakt. Hier is volgens klager sprake van het maken van onnodige onkosten (artikel 5).

3.5 Klager heeft de gerechtsdeurwaarder keer op keer gemeld dat er een machtiging lag betreffende zijn vader als zaakbehartiger. Nooit werd gevraagd om de machtiging toe te sturen. Zo zijn er meer voorbeelden van een zeker traineren van de gang van zaken. In dit geval zou een verwijzing naar gefinancierde rechtsbijstand veel leed hebben kunnen voorkomen en waarschijnlijk rechtszekerheid hebben toegevoegd. Klager acht dit een ernstige tekortkoming (artikel 13).

3.6 Sinds klager melding heeft gemaakt van zijn voornemen een officiële klacht in te dienen bij de Kamer zijn de antwoorden voorbeeldig van lengte en uitgebreidheid. Het geeft aan dat wordt toegegeven dat het aanvankelijk onder de maat was. Klager is erg geraakt door deze materie. Hij heeft de behandeling enorm belastend gevonden en vooral niet op zijn plaats. In zijn correspondentie heeft klager erop gewezen dat hij aanspraak maakt op een faire behandeling en dat hij bij het verwaarlozen daarvan het oordeel van de Kamer zou vragen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden.

5. De beschikking van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Hij heeft daartoe onder meer het volgende overwogen.

5.2 Het enkele feit dat klager zich in algemene zin heeft gestoord aan het gedrag van de gerechtsdeurwaarder, leidt niet tot het oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gehandeld zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. Ook anderszins is dit niet uit het dossier gebleken. Uit de hiervoor onder 1 e, f, h en m genoemde feiten blijkt dat de gerechtsdeurwaarder op de vele berichten van de gemachtigde van klager heeft gereageerd. Klager miskent met zijn vele reacties dat de gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van aan hem ter hand gestelde dwangbevelen. Daar past - hoe treurig ook - geen uitvoerige discussie bij over persoonlijke omstandigheden van de vader van klager of over de in de brieven van 17 en 26 juni 2014 en de brief van 3 tot en met 9 november 2014 door (de vader van) klager aangesneden gezichtspunten. Dit temeer daar de dwangbevelen zijn uitgevaardigd tegen zijn zoon.     

5.3 Hoewel dit door klager niet wordt genoemd, doelt hij kennelijk op de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 4 november 2014 waarin drie dossiernummers staan vermeld. Nog los van het antwoord op de vraag of een eventuele schrijffout van een medewerker kan leiden tot aan de gerechtsdeurwaarder toe te rekenen tuchtrechtelijk laakbaar gedrag, kan dit enkele gegeven nimmer leiden tot de conclusie dat medewerkers van de gerechtsdeurwaarder niet op hun taak zijn berekend. Dat de vader van klager veel moeite heeft moeten doen om een afspraak met de gerechtsdeurwaarder te maken, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat hij moest wachten aan het loket en de gerechtsdeurwaarder niet te spreken kreeg, is evenmin tuchtrechtelijk laakbaar. De gerechtsdeurwaarder heeft hier in zijn verweerschrift een genoegzame verklaring voor gegeven.

5.4 Dat de gerechtsdeurwaarder onnodig kosten heeft gemaakt is niet gebleken. Klager is op 28 januari 2014 en op 25 juli 2014 bevel gedaan om aan de inhoud van de dwangbevelen te voldoen. Er is met klager een betalingsregeling getroffen waarbij in de brief van 2 juli 2014 duidelijk staat vermeld dat de eerste betaling van € 75,00 uiterlijk op 26 juli 2014 door de gerechtsdeurwaarder moest zijn ontvangen bij gebreke waarvan de regeling zou komen te vervallen. Uit de stukken blijkt dat door de gemachtigde van klager een aantal toezeggingen is gedaan dat de eerste betaling van € 75,00 zou worden gedaan, maar uit niets blijkt dat dit ook daadwerkelijk is gedaan. Hierdoor is de betalingsregeling terecht komen te vervallen hetgeen ook schriftelijk aan de gemachtigde van klager is medegedeeld. Klager was gehouden het verschuldigde te betalen vanaf het moment van betekening van de dwangbevelen. Eerst op   20 augustus 2014 is beslag gelegd op zijn inkomsten. Klager heeft voldoende tijd gehad het verschuldigde te voldoen. De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van de ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevelen en heeft daarin een ministerieplicht. Omdat de vordering door klager niet werd voldaan, is loonbeslag gelegd. De daarmee gepaard gaande kosten voor de debiteur (klager) zijn door de overheid vastgesteld (Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders). Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is ook op dit onderdeel van de klacht niet gebleken.

5.5 Dat er nooit werd gevraagd om een machtiging stond er, gelet op het feit dat hier kennelijk een punt van werd gemaakt hetgeen klager gezien de correspondentie ook wel duidelijk moet zijn geweest, niet aan in de weg om alsnog een juiste machtiging toe te zenden. Het bepaalde in artikel 13 van de beroeps- en gedragsregels ziet niet op debiteuren van de gerechtsdeurwaarder, maar op diens opdrachtgevers, aldus de voorzitter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Hij is van mening dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn moeilijke persoonlijke omstandigheden, zo heeft hij bij de mondelinge behandeling van het verzet verduidelijkt. Ook is de voorzitter onvoldoende ingegaan op de verschillende onderdelen van de klacht, zoals zijn klacht dat de gerechtsdeurwaarder hem niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.            

8. De nadere reactie van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat wel degelijk rekening is gehouden met de moeilijke omstandigheden waarin klager verkeert. Er is een betalingsregeling getroffen met een laag termijnbedrag en er is niet voor het zwaarste executiemiddel gekozen. Er werden steeds veel betalingstoezeggingen gedaan, maar die werden dan vervolgens niet nagekomen.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

 9.2 De stelling van klager is dat door de voorzitter niet op alle onderdelen van de klacht is ingegaan. Ter adstructie heeft klager in zijn verzetschrift als voorbeeld de kwestie van gefinancierde rechtsbijstand genoemd, maar aan het slot van overweging 4.7 van zijn beschikking is de voorzitter ook op dat klachtonderdeel ingegaan. Voor zover de voorzitter mogelijk niet op alle details van de klacht is ingegaan, zal dat verband houden met het feit dat klager zijn verschillende verwijten niet altijd even concreet heeft geformuleerd. Ook het verzetschrift mist die benodigde concreetheid.

9.3 De gemachtigde van klager heeft ter zitting toegegeven dat hij het belang inziet van een tijdige betaling, maar dat hem dit vanwege omstandigheden niet altijd is gelukt. Hij beschikte op enig moment niet over de mogelijkheid om per internet te betalen en had het verschuldigde bedrag in een envelop aan de gerechtsdeurwaarder toegestuurd. Dit zijn echter omstandigheden die voor rekening en risico van klager komen. Niet gebleken is dat de opstelling van de gerechtsdeurwaarder als een betalingstermijn niet werd gehaald, in strijd is geweest met de tuchtrechtelijke norm dan wel dat hij geen rekening heeft willen houden met de omstandigheden.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en        A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.