ECLI:NL:TGDKG:2015:141 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW410.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:141
Datum uitspraak: 28-07-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDW410.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing na terugverwijzing door het Gerechtshof. Geen wettelijke grondslag voor het uitbrengen van een exploot van overbetekening aan een eerdere beslaglegger. Het uitbrengen van een exploot is dan laakbaar. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 28 juli 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 410.2013 van:

KONINKLIJKE BEROEPSORGANISATIE van GERECHTSDEURWAARDERS,

gevestigd te ‘s-Gravenhage,

klaagster,

vertegenwoordigd door haar voorzitter W.W.M. van de Donk,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 29 mei 2013, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief, ingekomen op     16 juli 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder verweer gevoerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014 alwaar de toenmalige voorzitter, mr. J.M. Wisseborn, namens klaagster, en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Bij beslissing van 29 juli 2014 heeft de Kamer klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht verklaard.  Tegen die beslissing heeft klaagster hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. Het gerechtshof heeft op 31 maart 2015 een tussenbeslissing genomen, op 28 april 2015 einduitspraak gedaan (zaaknummer 200.153.581/01 GDW), de beslissing van de Kamer vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Kamer ter verdere afdoening met inachtneming van hetgeen het gerechtshof heeft overwogen.

Er is opnieuw een mondelinge behandeling bepaald, op 16 juni 2015. Partijen hebben hieraan voorafgaand laten weten dat zij niet ter zitting zouden verschijnen en dat de klacht buiten hun aanwezigheid behandeld kon worden. Van de zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 juli 2015.

2. De feiten

-                     Op 26 maart 2013 heeft een aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegde kandidaat-gerechtsdeurwaarder ter uitvoering van een daartoe aan zijn kantoor verstrekte opdracht executoriaal beslag gelegd op een onroerende zaak.

-                     Een andere schuldeiser had eerder ten laste van dezelfde debiteur op dezelfde onroerende zaak conservatoir beslag gelegd. Voor die zaak was woonplaats gekozen bij de gerechtsdeurwaarder die dat beslag had gelegd.

-                     De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft het door hem gelegde beslag op 27 maart 2013 overbetekend aan de eerste beslaglegger aan diens gekozen woonplaats.

-                     De voor de eerste beslaglegger optredende gerechtsdeurwaarder heeft in een e-mail aan de gerechtsdeurwaarder om uitleg verzocht over de gang van zaken. De gerechtsdeurwaarder heeft deze e-mail onbeantwoord gelaten.

3. De klacht

Klaagster acht de overbetekening een onjuiste actie van de kandidaat-gerechtsdeur-waarder en rekent dit handelen op grond van artikel 34.1 van de Gerechtsdeurwaarderswet toe aan de gerechtsdeurwaarder. Ter onderbouwing van haar klacht voert klaagster aan dat geen wettelijk voorschrift bestaat dat voor een situatie als de onderhavige een overbetekening voorschrijft. Met zijn handelen heeft de kandidaat-gerechtsdeurwaarder de indruk gewekt een ambtshandeling te verrichten, terwijl daarvan geen sprake was. Voorts maakt klaagster het verwijt dat met deze overbetekening onnodige kosten zijn gemaakt waarvoor de debiteur dan ook ten onrechte is belast. Ook vermeldt klaagster in haar klachtbrief dat de gerechtsdeurwaarder de hiervoor onder de feiten genoemde e-mail niet heeft beantwoord.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder op de klacht

De gerechtsdeurwaarder erkent dat de overbetekening niet had behoren plaats te vinden. Hij wijst er op dat het een incident betreft en heeft zijn spijt betuigd. De gerechtsdeurwaarder heeft de kandidaat op zijn onjuiste handelen aangesproken en de debiteur is voor de ten onrechte opgevoerde kosten gecrediteerd.

Dat de e-mail onbeantwoord is gebleven, is de gerechtsdeurwaarder pas na kennisneming van het klaagschrift gebleken. Hij heeft er voor zorggedragen dat de interne voorschriften voor de behandeling van ontvangen e-mails zijn herzien.

5.  De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Het uitbrengen van een exploot van overbetekening aan een eerdere beslaglegger is niet voorgeschreven in artikel 513 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ook in andere wetsartikelen en de jurisprudentie is geen grondslag te vinden om in een dergelijk geval het beslag over te betekenen. Om die reden acht de Kamer tuchtrechtelijk laakbaar dat het exploot is uitgebracht.

5.3 De gerechtsdeurwaarder is als openbaar ambtenaar belast met specifieke bij de wet genoemde taken. Het strookt niet met de aard van het ambt als een gerechtsdeurwaarder de indruk wekt een ambtshandeling te verrichten terwijl daarvan geen sprake is. Klaagster heeft daar terecht op gewezen. Daardoor zijn bovendien nodeloos kosten veroorzaakt. 

5.4 Weliswaar heeft klaagster bij de behandeling van de klacht op 3 juni 2014 te kennen gegeven niet te kunnen aantonen dat het uitbrengen van exploten als het onderhavige op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder een structureel verschijnsel is of was, maar dit neemt niet weg dat - zoals de gerechtsdeurwaarder ook heeft erkend -  het uitbrengen van dit ene exploot niet correct was.

5.5 In de regel is het niet beantwoorden van brieven van een collega gerechtsdeurwaarder eveneens tuchtrechtelijk laakbaar. De gerechtsdeurwaarder heeft echter ter zitting onbetwist gesteld dat hij naar aanleiding van de door klaagster bedoelde brieven meermalen heeft geprobeerd zijn collega telefonisch te bereiken en dat de collega niet op zijn terugbelverzoeken heeft gereageerd. Onder deze omstandigheden acht de Kamer dit onderdeel van de klacht niet gegrond.

5.6 De Kamer acht de klacht deels gegrond en ziet aanleiding aan de gerechtsdeurwaarder na te noemen maatregel op te leggen. Daarbij neemt de Kamer in aanmerking het grote belang van een juiste ambtsbediening.

6. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht deels gegrond;

-        legt voor het gegronde deel van de klacht aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens  en         M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof  Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.