ECLI:NL:TGDKG:2015:140 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW312.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:140
Datum uitspraak: 28-07-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDW312.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie:   Executoriaal beslag. Bood titel grondslag voor het te betalen bedrag?. In beginsel dient een gerechtsdeurwaarder zijn ministerie dient te verlenen, wanneer hem wordt verzocht een titel te betekenen en te executeren. Van de gerechtsdeurwaarder mag wel worden verwacht dat, als hij een titel betekent en bevel tot betaling doet van een bepaald bedrag, hij zich er van heeft vergewist dat uit de titel zelf afdoende blijkt wat een schuldenaar verschuldigd is en dat die titel een grondslag biedt voor het te geven bevel tot betaling. Dat was in deze zaak niet het geval. In de vaststellingsovereenkomst was geen verplichting tot betaling van een concreet bedrag opgenomen, en kon daaruit evenmin worden gedestilleerd. Klacht gegrond. Berisping met aanzegging opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 28 juli 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 312.2014 van:

[     ] en [     ],

wonende te [     ],

klagers,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ] en [     ],

(toegevoegd kandidaat-)gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 1 mei 2014, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 juni 2014, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 juni 2015. De behandeling ter zitting is gedaan door mr. M.S.F. Voskens. Namens klagers is [     ] (een zoon van klagers) verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Gerechtsdeurwaarder [     ] is verschenen, mede namens gerechtsdeurwaarder [     ]. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 juli 2015.

2. De feiten

  1. Klagers huren een woning van een besloten vennootschap waarvan hun zoon [     ] (hierna: de zoon) enig bestuurder is. In de loop van 2008 is de onderlinge relatie verslechterd.
  2. Tijdens een kort geding op 8 december 2009 is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. In punt 11 van deze overeenkomst is bepaald: “Vanaf 1 januari 2010 zal [     ] senior de gebruikskosten voor de woning, voor zover deze niet rechtstreeks aan hem in rekening worden gebracht, aan de BV betalen, binnen drie weken nadat de BV de kosten in rekening heeft gebracht. De BV zal maandelijks factureren. De eindafrekening zal jaarlijks aan [     ] senior worden toegezonden, voorzien van een specificatie”.
  3. Vóór het aangaan van de vaststellingsovereenkomst betaalden klagers maandelijks circa € 135,00 aan gebruikskosten aan de BV. De BV heeft vanaf januari 2010 facturen voor een bedrag van € 423,64 per maand verstuurd. Klagers hebben tegen deze verhoging bezwaar gemaakt en zijn een in hun ogen redelijk bedrag van € 190,00 per maand gaan betalen. Op 10 februari 2011 heeft de BV klagers bericht het maandelijkse voorschot voor het jaar 2011 gezien de eindafrekening over 2010 vast te stellen op € 345,00. Klagers hebben hiertegen bezwaar gemaakt omdat de meterstanden een onrealistische stand aangaven van het verbruik in een tweepersoonshuishouden, onjuiste capaciteitstarieven werden gehanteerd en de CV-installatie bovendien defect was.
  4. Bij brief van 30 september 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders die optreden ten behoeve van de BV en de zoon van klagers, zich op het standpunt gesteld dat klager zich hebben verplicht om de gebruikskosten te betalen en dat daarover geen misverstanden kunnen ontstaan. Bovendien is de vordering voldoende bepaalbaar, omdat het voorschot is gebaseerd op de eindafrekening over 2010. De gerechtsdeurwaarders hebben nog meegedeeld ten aanzien van het verzoek van klagers om een specificatie van het verbruik, dat de tarieven op internet zijn te vinden en hun opdrachtgevers geen kopie van de eindafrekening behoeven te verstrekken. Zij hebben gespecificeerd uiteengezet hoe de eindafrekening is opgebouwd en ook hoe het voorschot tot stand is gekomen. Op de eindafrekening staan zaken, die klagers niet aangaan, aldus de gerechtsdeurwaarders.
  5. Op 3 november 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders ten laste van klagers executoriaal derdenbeslag gelegd op een bankrekening. Dat beslag heeft geen doel getroffen. Op 27 september 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders opnieuw beslag gelegd op een bankrekening. Dat beslag heeft doel getroffen.
  6. Bij vonnis in kort geding van 14 juni 2013 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vordering te weinig bepaalbaar is om beslag te leggen en is het de BV verboden om in de toekomst beslag te leggen als dat slechts is gebaseerd op een berekening van de BV ten aanzien van de gebruikskosten zoals neergelegd in het proces-verbaal van de schikking. De rechter heeft ook overwogen dat de gerechtsdeurwaarders niet tot executie hadden mogen overgaan, maar een nadere rechterlijke beslissing hadden moeten afwachten waaruit de omvang van de schuld zou blijken. 

3. De klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarders dat deze onzorgvuldig hebben gehandeld doordat zij beslag hebben gelegd voor een vordering, die onvoldoende bepaalbaar is en bovendien zonder daaromtrent een rechterlijk oordeel af te wachten.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat een gerechtsdeurwaarder uitvoering heeft te geven aan zijn ministerieplicht. Een gerechtsdeurwaarder heeft geen zelfstandige bevoegdheid om de tenuitvoerlegging te weigeren van een opdracht tot executie. Het is aan de gewone rechter om te oordelen over de gerechtvaardigdheid van de executie van een titel. Bovendien bestond op basis van de door de opdrachtgevers verstrekte informatie voldoende onderbouwing voor de vordering. Op het moment van de beslagleggingen was de vordering voor de gerechtsdeurwaarders wel degelijk voldoende bepaalbaar. De hoogte van het verbruik was helder en de opdrachtgevers hebben klagers daarvan voldoende en overtuigend bewijs geleverd door overzichten te verstrekken van het daadwerkelijke verbruik en de afrekening van de energieleveranciers.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder in beginsel zijn ministerie dient te verlenen, wanneer hem wordt verzocht een titel te betekenen en te executeren. Van de gerechtsdeurwaarder mag wel worden verwacht dat, als hij een titel betekent en bevel tot betaling doet van een bepaald bedrag, hij zich er van heeft vergewist dat uit de titel zelf afdoende blijkt wat een schuldenaar verschuldigd is en dat die titel een grondslag biedt voor het te geven bevel tot betaling. De enkele mededeling van zijn opdrachtgever dat de titel ten uitvoer kan worden gelegd, is daartoe onvoldoende. De gerechtsdeurwaarder dient zelfstandig te beoordelen of de titel ten uitvoer kan worden gelegd.

5.3 Naar het oordeel van de Kamer is in de vaststellingsovereenkomst geen verplichting tot betaling van een concreet bedrag opgenomen, en dit kan evenmin daaruit worden gedestilleerd. Weliswaar zijn er facturen verstuurd door de opdrachtgever(s) van de gerechtsdeurwaarders, maar de hoogte van het daarop vermelde bedrag is eenzijdig bepaald en de gerechtsdeurwaarders waren voorafgaand aan de executie bekend met de verschillende standpunten. Ook is er jaarlijks geen eindafrekening verzonden. De aan de gerechtsdeurwaarders ter executie aangeboden titel bood - zoals de voorzieningenrechter in kort geding ook heeft overwogen - geen grondslag voor het gelegde beslag.

5.4 Volgens gerechtsdeurwaarder [     ] is de zaak onder zijn verantwoordelijkheid behandeld en heeft (toegevoegd-kandidaat) gerechtsdeurwaarder [     ] enkel het beslag gelegd. Dat ontslaat haar echter niet van haar zelfstandige verantwoordelijkheid om voorafgaand aan een beslaglegging de legitimiteit daarvan te onderzoeken.

4.4 Op grond van het voorgaande dient de klacht gegrond te worden verklaard jegens beide gerechtsdeurwaarders. De kamer acht oplegging van na te melden maatregel op zijn plaats.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarders ieder de maatregel op van berisping met de aanzegging dat indien andermaal door hem dan wel haar een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en

A. Maas,  leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze uitspraak kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.