ECLI:NL:TGDKG:2015:14 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet785.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:14
Datum uitspraak: 10-02-2015
Datum publicatie: 25-02-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet785.2014
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 7 oktober 2014 in de zaak met nummer 419.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 785.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 10 juni 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Op 25 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 7 oktober 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 9 oktober 2014.

Bij brief van 23 oktober 2014 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 24 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder producties overgelegd.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 december 2014 alwaar, klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 10 februari 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Klager heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht een vordering in behandeling te nemen. Na een beoordeling van de vordering door een op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder werkzame jurist, is klager op 6 mei 2014 medegedeeld dat de vordering grondslag miste en dat het daarom niet geïndiceerd was om deze verder in behandeling  nemen. Na een discussie met de jurist per email heeft klager op 2 juni 2014 een klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 3 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht van klager gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder onvoldoende aandacht aan zijn klacht te hebben geschonken. Uit de reactie van de klachtenfunctionaris blijkt dat deze een eenzijdig oordeel heeft over de behandeling van de door klager ingediende vordering. Op zijn minst had hoor en wederhoor moeten worden toegepast.

De gerechtsdeurwaarder is volgens klager ten onrechte van oordeel dat aan het werk van de jurist niet te twijfelen valt en dat klager op voorhand ongelijk heeft. Voorts acht de gerechtsdeurwaarder het ten onrechte van belang te benadrukken wat de tuchtkamer al dan niet kan toewijzen. Hij gaat eraan voorbij klager te wijzen op de rechten die hij heeft.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat het een gerechtsdeurwaarder vrij staat een vordering al dan niet (ter incasso) in behandeling te nemen. Er is geen rechtsregel die hem verplicht dat te doen. Het betreft hier geen ambtshandeling waarbij het monopolie bij de gerechtsdeurwaarder berust en waarvoor een ministerieplicht geldt, maar een juridische dienstverlening die ook door anderen kan worden verricht. Dat de gerechtsdeurwaarder de vordering van klager niet (verder) in behandeling wenst te nemen is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat dit ook geldt voor de bij de gerechtsdeurwaarder gevolgde klachtbehandeling. Bij een klachtbehandeling wordt normaliter inderdaad hoor en wederhoor toegepast. Het standpunt van klager en de reactie daarop van de jurist over wie geklaagd werd, waren de gerechtsdeurwaarder echter al bekend. Dat de gerechtsdeurwaarder niet twijfelt aan de juistheid van het door de jurist van zijn kantoor ingenomen juridische standpunt, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat de gerechtsdeurwaarder klager erop heeft gewezen waartoe de tuchtrechter wel of geen bevoegdheid heeft is evenmin tuchtrechtelijk laakbaar.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat het voor de jurist aanstonds duidelijk had moeten zijn dat voor de zaak waarin klager bijstand had gezocht, geen goede rechtsgrond bestond. De jurist had daarom de opdracht tot advisering überhaupt niet in behandeling mogen nemen. .

6.2 Voorts handhaaft klager zijn standpunt dat de klachtbehandeling niet heeft gedeugd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Hetgeen hiervoor onder 6.1 is vermeld, is een uitbreiding van de oorspronkelijke klacht. Omdat de Kamer uitsluitend mag oordelen over de klacht zoals oorspronkelijk ingediend, zal hier op die nadere verwijten niet worden ingegaan.

7.2 Met betrekking tot de oorspronkelijke klacht heeft de voorzitter naar het oordeel van de Kamer terecht geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd werpt geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet dan ook ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.