ECLI:NL:TGDKG:2015:137 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet403.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:137
Datum uitspraak: 07-08-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet403.2015
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 augustus 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 6 mei 2015 met zaaknummer 217.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 403.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-          Bij brief van 2 maart 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-          Bij verweerschrift van 13 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-          Bij beslissing van 6 mei 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 7 mei 2015.

-          Bij e-mail van 13 mei 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-          Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 juni 2015 alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-          De uitspraak is bepaald op 7 augustus 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder is door een advocaat belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis van 30 oktober 1996. In het vonnis is klager in conventie veroordeeld tot betaling van een bedrag van fl. 25.000,74 te vermeerderen met de wettelijke rente. In reconventie is de wederpartij van klager veroordeeld om aan klager te betalen een bedrag van fl. 11.900,00 te vermeerderen met de wettelijke rente.

b)     Op 22 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met bevel tot betaling van een bedrag € 19.163,48.

c)     Op 8 oktober 2014 heeft een door klager ingeschakelde advocaat namens klager bezwaar gemaakt bij de gerechtsdeurwaarder tegen de hoogte van het gevorderde bedrag. De gerechtsdeurwaarder heeft de brief doorgezonden naar zijn opdrachtgever voor commentaar.

d)     Bij brief van 6 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een opgave verzonden van een nog openstaand bedrag van € 7.838,17.

e)     Op 15 december 2014 heeft klager een bedrag van € 7.111,79 voldaan, waarna hij door de gerechtsdeurwaarder is aangeschreven tot betaling van een bedrag van € 757,24.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager voert aan dat hij vanaf mei 2014 door de gerechtsdeurwaarder vier keer tot betaling van telkens andere bedragen is gesommeerd. Op een verzoek van een door hem ingeschakelde advocaat om uitleg over de totstandkoming van de verschillende bedragen, is niet gereageerd. Op 6 november 2014 werd door de gerechtsdeurwaarder een bedrag van  € 7.838,17 gevorderd. Klager heeft daarvan vervolgens een door zijn advocaat berekend bedrag van € 7.111,79 voldaan. Tot zijn verbazing ontving klager daarna nog een sommatie tot betaling. Na dreiging met een kort geding heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat er verder geen executiemaatregelen zouden worden genomen. Uit het voorgaande volgt volgens klager dat de gerechtsdeurwaarder willens en wetens bedragen tracht te innen die aantoonbaar geen verband hebben met het door de rechter gewezen vonnis. Dat is onrechtmatig.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op klacht overwogen:

‘ 4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS: 2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De klacht is gericht tegen een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor. Nu het dossier van klager in behandeling is op het kantoor van de in aanhef vermelde gerechts deurwaarder, en deze verantwoordelijk is voor het handelen van medewerkers wordt hij aangemerkt als beklaagde. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Bij de beoordeling dient de voorzitter door het ontbreken van stukken bij zowel de klacht als het verweer, af te gaan op hetgeen partijen hebben aangevoerd. Daaruit blijkt het volgende. De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis. De opdracht is gegeven door een advocaat, een professionele opdrachtgever, waarbij de gerechtsdeurwaarder mag afgaan op hetgeen de advocaat hem opdraagt. Nadat door de advocaat van klager bezwaar is gemaakt tegen de hoogte van het gevorderde bedrag, heeft de gerechtsdeurwaarder zoals het een goed gerechtsdeurwaarder betaamt, het bezwaar voor commentaar doorgezonden naar zijn opdrachtgever. Vervolgens is het te vorderen bedrag bijgesteld. Klager heeft vervolgens een door zijn  advocaat berekend (lager) bedrag overgemaakt waarna hij werd gesommeerd het verschil alsnog te voldoen. Na dreiging met een executiegeschil is het dossier gesloten. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen volgt hieruit niet.

4.4 De door klager getrokken conclusie dat de gerechtsdeurwaarder willens en wetens bedragen tracht te innen die aantoonbaar geen verband hebben met het door de rechter gewezen vonnis, kan dan ook niet worden gevolgd. Dat klager sommaties heeft ontvangen met daarin verschillende bedragen kan wel worden aangenomen, echter klager legt die brieven niet over en de gerechtsdeurwaarder ontkent dat die brieven van hem afkomstig waren. De gerechtsdeurwaarder stelt eerst in september 2014 te zijn ingeschakeld om een vonnis te betekenen. Bovendien stelt klager zelf dat hij in conventie was veroordeeld tot betaling van € 20.085,01. Klager kan dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat de gevorderde bedragen hoger waren dan in het vonnis bepaalde bedrag. De gerechtsdeurwaarder ontkent ook dat hij een brief van een advocaat heeft ontvangen zodat, nu klager ook die brief niet heeft overgelegd, ook op dit punt niets kan worden vastgesteld.’

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter, omdat alle door de gerechtsdeurwaarder verstuurde sommaties substantieel afwijken van het bedrag waartoe hij door de rechter is veroordeeld.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen. Het bedrag vermeld in overweging 4.4 wordt beschouwd als een kennelijke vergissing waarvoor dient te worden gelezen fl. 20.085,01.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.