ECLI:NL:TGDKG:2015:136 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet402.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:136
Datum uitspraak: 07-08-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet402.2015
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 augustus 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 28 april 2015 met zaaknummer 436.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 402.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-          Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 juni 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-          Bij verweerschrift, ingekomen op 8 juli 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. 

-          Bij beslissing van 28 april 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 30 april 2015.

-          Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 juni 2015 alwaar beide partijen niet zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

-          De uitspraak is bepaald op 7 augustus 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een door DUO tegen klager uitgevaardigd dwangbevel. Het dwangbevel is op 3 juli 2012 aan klager betekend met bevel tot betaling. Klager heeft hierna - op verschillende tijdstippen - bedragen betaald, zowel aan de gerechtsdeurwaarder als rechtstreeks aan DUO. Op 1 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een specificatie aan klager gestuurd met het restant openstaande bedrag ad. € 55,62.

4. De oorspronkelijke klacht

4.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze in de specificatie van 1 augustus 2012 fouten heeft gemaakt. Het openstaande bedrag bedroeg toen € 9,68 en niet € 55,62. Klager heeft dit aan de gerechtsdeurwaarder laten weten ondersteund met bankafschriften. De gerechtsdeurwaarder heeft echter geweigerd om die afschriften als bewijs te accepteren. Op 19 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder aangekondigd de executie door te zetten en is het bedrag verhoogd naar € 59,57. Klager heeft niet betaald en heeft de gerechtsdeurwaarder opnieuw verwezen naar zijn betalingsbewijzen. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder 9 maanden niets van zich laten horen. Op 19 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager opnieuw tot betaling gesommeerd, dit maal voor een bedrag van € 398,64 en op 29 januari 2014 is de vordering verhoogd naar € 407,90.

4.2 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder daarom dat deze:

a)         een bedrag tracht te incasseren dat al is voldaan;

b)        weigert om de bankafschriften als bewijs te accepteren;

c)         weigert te erkennen dat hij een fout heeft gemaakt in zijn specificatie van 1 augustus 2012;

d)        9 maanden lang niets van zich heeft laten horen. Klager mocht er daarom van uitgaan dat de zaak was afgedaan.

5. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het probleem in feite is veroorzaakt doordat klager na de betekening van het dwangbevel het totaal verschuldigde niet aan hem heeft betaald in weerwil van het bevel, maar slechts € 87,24. Vervolgens heeft klager betalingen gedaan aan DUO waarvan niet duidelijk is of die op de onderhavige zaak betrekking hebben of op andere openstaande termijnen bij DUO. De gerechtsdeurwaarder benadrukt dat hij geen inzage heeft in de administratie van DUO en dat hij voor zijn informatievoorziening volledig afhankelijk is van DUO als zijn opdrachtgever. In juli 2012 zijn door DUO drie betalingen van klager doorgegeven. Deze betalingen zijn overeenkomstig de berichtgeving van DUO geboekt. Er zijn dus geen fouten gemaakt in de specificatie van 1 augustus 2012. De door klager gestelde betalingen sloten niet aan op het te vorderen bedrag. Daarom kon de gerechtsdeurwaarder met de bankafschriften niets en heeft hij klager op 13 augustus 2012 naar DUO doorverwezen. In deze brief heeft de gerechtsdeurwaarder klager tot 21 augustus 2012 de tijd gegeven om te reageren, bij gebreke waarvan de executie zou worden voortgezet. Klager heeft deze brief niet overgelegd, maar deze brief is volgens de gerechtsdeurwaarder in deze zaak wel essentieel. Klager heeft vervolgens niet meer gereageerd. De gerechtsdeurwaarder was toen wel gedwongen om de executie voort te zetten. Executiemogelijkheden deden zich echter niet voor. Vandaar dat klager op 19 juni 2013 nogmaals per brief is aangeschreven. Uiteindelijk heeft klager op 19 mei 2014 opnieuw de bankafschriften overgelegd. Omdat klager zijn beweringen had onderbouwd, heeft de gerechtsdeurwaarder het toen zinvol geacht om het verweer aan DUO voor te leggen. DUO heeft toen doorgegeven aan de gerechtsdeurwaarder dat de betalingsbewijzen niets aan de stand van zaken veranderden. De gerechtsdeurwaarder moest de executie doorzetten. Hetgeen ook is gebeurd. Dat klager van DUO bericht heeft ontvangen dat er geen schulden of achterstanden bestaan, laat onverlet dat er wel een zaak bij de gerechtsdeurwaarder loopt. Dat deze brief wellicht voor verwarring heeft gezorgd bij klager, kan de gerechtsdeurwaarder begrijpen, maar daar heeft hij geen invloed op. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij de zaak goed behandeld.  

6. De beslissing van de voorzitter

6.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft gedaan wat hij behoorde te doen. Hij heeft klager verwezen naar DUO en heeft vervolgens DUO om commentaar gevraagd over het verweer van klager. Dat DUO het niet eens is met klager en van oordeel is dat er wel degelijk nog een bedrag openstaat, kan klager de gerechtsdeurwaarder niet verwijten. Daarvoor moet hij zich tot DUO wenden. Een gerechtsdeurwaarder heeft ministerieplicht. Dat betekent dat een gerechtsdeurwaarder die de opdracht krijgt een titel te betekenen en de vordering te incasseren, aan die opdracht in beginsel heeft te voldoen. Klager kan zich tot de gewone rechter wenden indien hij nog steeds van oordeel is dat de executie niet terecht is. Het is verder niet aan de Kamer om te oordelen over een executiegeschil als het onderhavige.’

6.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

7. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het niet met de beslissing van de voorzitter eens is, omdat het niet om een executiegeschil gaat. De gerechtsdeurwaarder probeert volgens klager de betaling aan DUO ten onrechte in twijfel te trekken door te zeggen dat:

-          het niet duidelijk is of deze betaling op de onderhavige zaak betrekking heeft;

-          het betaalde bedrag afwijkt van de gevorderde hoofdsom;

-          uit het betalingskenmerk niet valt te achterhalen dat de betaling betrekking heeft op de onderhavige zaak;

-          bij de betaling van € 56,75 geen kenmerk is vermeld;

-          de enkele mededeling van DUO d.d. 29 april 2014 dat klager geen schulden of achterstanden heeft niet met zich meebrengt dat er bij hem geen andere zaak in behandeling is.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

8.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.

-          Bij brief van 13 mei 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.