ECLI:NL:TGDKG:2015:132 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet936.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:132
Datum uitspraak: 14-07-2015
Datum publicatie: 27-08-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet936.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 juli 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 oktober 2014 met zaaknummer 499.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 936.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 8 juli 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 24 juli 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 21 oktober 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 22 oktober 2014.

Bij brief van 29 oktober 2014 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 juni 2015 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 juli 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met het incasseren van een restant van een hypotheekschuld op klager. Met klager is een betalingsregeling gesloten waarbij door klager een bedrag van € 100,00 per maand wordt voldaan.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze een vordering tracht te incasseren die niet juist is en dat de gerechtsdeurwaarder hem niet goed informeert.  

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder toegelicht heeft dat een betalingsregeling met klager was getroffen, zodat ervan werd uitgegaan dat klager de restschuld erkende. Niet lang daarna verzocht klager om nadere informatie en stukken omdat de vordering niet zou kloppen. De betalingsregeling werd door klager niet meer nagekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn opdrachtgever verzocht om de gewenste informatie en stukken, zoals van hem in een geval als dit mag worden verwacht. De opdrachtgever heeft er enige tijd over gedaan om de gewenste informatie aan te leveren. Daarna is opnieuw een betalingsregeling getroffen. De omstandigheid dat de opdrachtgever niet binnen de door klager gewenste termijn aan het verzoek heeft voldaan, valt de gerechtsdeurwaarder niet aan te rekenen.

6. De gronden van het verzet

Klager is het niet met de beslissing van de voorzitter eens. De Bank belast klager met de restschuld van een hypotheek zonder dat daarvan bewijs wordt overgelegd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Hetgeen door klaagster verder in verzet is aangevoerd werpt geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist.

7.2 De gerechtsdeurwaarder is belast met het incasseren van een restant hypotheekschuld op klager. Klager is door de gerechtsdeurwaarder tot betaling van die restschuld aangeschreven. Klager voert aan dat de gerechtsdeurwaarder en de bank hem belasten met een restschuld waarvoor geen bewijsstukken zijn overgelegd. Dat klager geen bewijsstukken zijn toegezonden is gemotiveerd weersproken en de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting de hypotheekakte getoond waarop de restschuld berust. Vast staat dat klager een betalingsregeling heeft getroffen met de gerechtsdeurwaarder die door klager wordt nagekomen. Dan kan niet worden volgehouden dat er geen betalingsverplichting bestaat. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

7.3 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer dan ook niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.