ECLI:NL:TGDKG:2015:130 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet365.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:130
Datum uitspraak: 10-07-2015
Datum publicatie: 27-08-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet365.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 juli 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 17 maart 2015 met zaaknummer 667.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 326.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 11 september 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 14 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 17 maart 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 31 maart 2015.

Bij brief van 8 april 2015, ingekomen op 10 april 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2015 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 10 juli 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Bij exploot van 1 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding betekend aan de dochter van klager. In de dagvaarding is de dochter van klager opgeroepen te verschijnen op woensdag 24 juli 2013 voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda.

b)      Bij brief van 2 juli 2013 heeft klager namens zijn dochter de rechtbank op de hoogte gebracht van haar standpunt.

c)      Bij vonnis van 24 juli 2013 is de dochter van klager door de rechtbank veroordeeld tot betaling van een geldsom.

d)     Bij exploot van 26 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan de dochter van klager betekend met bevel aan de inhoud van het vonnis te voldoen.

e)      Bij e-mail van 27 augustus 2013 heeft klager de gerechtsdeurwaarder onder meer medegedeeld dat het gevraagde bedrag niet betaald kon worden.

f)       Op 22 mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder loonbeslag gelegd ten laste van de dochter van klager.

g)      Bij brief van 26 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op een door de dochter van klager ingediende klacht.

h)      Op 1 juli 2014 heeft klager de vordering voldaan waarna de gerechtsdeurwaarder de werkgever op 16 juli 2014 heeft medegedeeld dat het beslag als opgeheven kon worden beschouwd. Een door de werkgever nadien gedane betaling is door de gerechtsdeurwaarder gerestitueerd. 

4. De oorspronkelijke klacht

4.1 In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder samengevat dat de aan zijn dochter verzonden aanmaningen zijn verzonden naar foutieve adressen. Door toedoen van de gerechtsdeurwaarder zijn de kosten opgelopen. Na een afgedwongen betaling is er toch nog een bedrag ingehouden bij de werkgever van zijn dochter.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft met betrekking tot klacht overwogen dat de aanmaningen naar de dochter van klager niet zijn verzonden door de gerechtsdeurwaarder (klager legt daarvan geen bewijs over) maar naar de gerechtsdeurwaarder stelt door diens opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder heeft daar een voorbeeld van overgelegd. De gerechtsdeurwaarder kan geen verwijt worden gemaakt van de door diens opdrachtgever verzonden brieven. De dochter van klager is gedagvaard op het adres waarop zij volgens de Gemeentelijke basisadministratie stond ingeschreven en op dat adres is ook het vonnis betekend.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat het feit dat de rechtbank kennelijk geen rekening heeft gehouden met de door klager aan de rechtbank geschreven brief van 2 juli 2013 niet aan de gerechtsdeurwaarder kan worden verweten.

5.3 Voorts heeft de voorzitter overwogen dat het feit dat de kosten zijn opgelopen evenmin aan de gerechtsdeurwaarder valt te verwijten. De dochter van klager was op de hoogte van de vordering en had deze nog kunnen voldoen op het moment dat zij was gedagvaard. Door dat niet te doen was het risico aanwezig dat er vonnis zou worden gewezen en dat het vonnis zou worden geëxecuteerd.

5.4 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat het feit dat er onder het beslag na betaling door klager nog een bedrag is ingehouden niet zonder nadere toelichting op het conto van de gerechtsdeurwaarder kan worden geschreven. Gebruikelijk is dat salaris wordt gestort aan het einde van de maand. Omdat klager de vordering op 1 juli 2014 heeft voldaan, kan het zijn dat de werkgever van zijn dochter eind juni 2014 nog een inhouding heeft verricht en aan de gerechtsdeurwaarder heeft overgemaakt.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager -voor zover van de beoordeling van belang- samengevat aangevoerd dat de suggestie dat de gerechtsdeurwaarder de brieven juist heeft geadresseerd niet correct is. Klager verwijst naar 3 door hem overgelegde brieven waaruit blijkt dat is geadresseerd aan een adres waar zijn dochter niet meer woonachtig was. De brieven weerleggen ook het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat de brieven zijn verzonden door zijn opdrachtgever. De brieven zijn immers afkomstig van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder.

6.2 Klager blijft bij zijn standpunt dat de kosten zijn opgelopen door de foute adressering van de gerechtsdeurwaarder en dat er indien juist was geadresseerd geen rechtsgang nodig was geweest. Zijn dochter verbleef ten tijde van de dagvaarding en de zitting in [     ]. Zij kon niet aanwezig zijn en dat is aan de gerechtsdeurwaarder en de rechtbank medegedeeld voorzien van haar inhoudelijke bezwaar tegen de extra kosten. Gelet hierop werd verwacht dat de rechtbank de zaak zou verdagen om de dochter van klager in de gelegenheid te stellen tot wederhoor. Daarom is er geen betaling door klager of een ander namens zijn dochter gedaan.

6.3 Na het loonbeslag is na overleg besloten te betalen. Dat is op 1 juli 2014 gedaan. Eerst na veertien dagen heeft de gerechtsdeurwaarder de werkgever van zijn dochter hiervan op de hoogte gesteld. Klager acht dit laks.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Ten aanzien van de onder 6.1 aangevoerde grond geldt dat de brieven zijn verzonden in het minnelijke stadium van de incasso. Voor deze niet ambtelijke werkzaamheden mag de gerechtsdeurwaarder geen adresverificatie via de gemeentelijke basisadministratie verrichten. Dat werd pas mogelijk toen de bedoelde brieven onbeantwoord bleven en de gerechtsdeurwaarder in beginsel tot dagvaarding wilde overgaan. Nadat alsnog het nieuwe adres bekend was geworden heeft de gerechtsdeurwaarder de dochter van klager bij brief d.d. 3 juni 2013 ook op dat juiste adres nog tot betaling aangemaand. Pas toen ook daarop geen betaling volgde is de gerechtsdeurwaarder tot dagvaarding overgegaan. Dit is geenszins klachtwaardig te achten.

7.2 De ter zitting door klager nog ingenomen stelling dat het juiste adres wel aan de oorspronkelijk schuldeiser (tandarts) zou zijn doorgegeven, maakt dit oordeel niet anders. Voor zover het nieuwe adres al aan de tandarts is doorgegeven, kan het immers niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten dat dit niet aan hem is gemeld. De gerechtsdeurwaarder mag in beginsel vertrouwen op de juistheid van de informatie die zijn opdrachtgever hem verstrekt. Omstandigheden die op dit punt tot een ander oordeel nopen zijn gesteld noch gebleken. Dat de in 6.2 gestelde verwachting van klager door de rechtbank niet is gehonoreerd kan ten slotte evenmin aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen.

7.3 Hetgeen door klager verder in verzet is aangevoerd werpt geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.