ECLI:NL:TGDKG:2015:128 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet467.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:128
Datum uitspraak: 10-07-2015
Datum publicatie: 27-08-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet467.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Conservatoir beslag tot afgifte van roerende zaken. Gaf de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte hem de bevoegdheid tot binnentreden bij klager ex artikel 444 Rv? Had de gerechtsdeurwaarder het eigenmachtige optreden van de aanwezige politieambtenaar moeten beletten? Betekenen proces-verbaal van het beslag aan klager (een derde). De beslissing van de voorzitter kan op twee onderdelen niet in stand blijven. De Kamer overweegt dat als schuldenaren alleen de in het verzoekschrift genoemde gerekwestreerden zijn te beschouwen. Klager dient in deze zaak als ‘derde’ te worden beschouwd. Bij klager als derde had de gerechtsdeurwaarder dan ook slechts derdenbeslag mogen leggen overeenkomstig de artt. 475 e.v. Rv. In de regeling omtrent het derdenbeslag ontbreekt een bepaling omtrent het binnentreden van een woning. Het “gewone” beslag op roerende zaken die zich onder een derde bevinden kan alleen worden toegepast als de derde daaraan medewerking verleent. De betekening van het proces-verbaal aan klager als derde is niet wettelijk voorgeschreven. In elk geval had de gerechtsdeurwaarder voor die betekening geen kosten in rekening mogen brengen. De beslissing van de voorzitter wordt deels vernietigd en de klacht wordt op twee onderdelen gegrond verklaard. De gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping met aanzegging opgelegd. Voor het overige treft het verzet geen doel. De rol van de hulpofficier van justitie is anders dan klager heeft aangevoerd geenszins beperkt tot zijn of haar enkele aanwezigheid (ECLI:NL:GHSHE:2014:1326). De gerechtsdeurwaarder kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van de hulpofficier van justitie die op grond van het bepaalde in art 444 Rv een eigen verantwoordelijkheid heeft.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM      

Beslissing van 10 juli 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 20 mei 2015 met zaaknummer 24.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 467.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 14 januari 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 13 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beschikking van 20 mei 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

De gemachtigde van klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 mei 2014.

Bij brief van 28 mei 2014, ingekomen op 30 mei 2014 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 mei 2015 alwaar de klager en zijn gemachtigde zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 10 juli 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is op grond van het door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland bij beschikking van 5 december 2013 verleend verlof,  belast met het leggen van een, conservatoir beslag tot afgifte van roerende zaken.

b)      In het verzoekschrift wordt onder punt 23 verzocht conservatoir derdenbeslag te leggen tot afgifte van zaken en goederen zoals die zich mogelijkerwijs onder meer bevinden bij klager wonende te [     ] aan de [    ]. Ook in punt 24 van het verzoekschrift wordt vermeld dat verzoeker recht en belang heeft bij conservatoir (derden)beslag tot afgifte.

c)      Het beslag is door de gerechtsdeurwaarder gelegd op 6 december 2013. Van het beslag is een proces-verbaal opgemaakt dat aan klager is betekend. Uit het proces-verbaal blijkt dat de gerechtsdeurwaarder zich voor het leggen van het beslag in aanwezigheid van een de in artikel 444 Rv vermelde functionaris de toegang tot de woning van klager heeft verschaft.

4. De oorspronkelijke klacht

2.1 Klager voert aan dat de gerechtsdeurwaarder klachtwaardig heeft gehandeld. Klager voert daartoe aan dat noch de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte titel noch de wet hem de bevoegdheid gaven bij klager binnen te treden. Op grond van het verleende verlof kwam de gerechtsdeurwaarder enkel de bevoegdheid toe beslag onder klager te leggen zo deze niet zou instemmen met het beslag. Een bevoegdheid tot binnentreden bij klager valt niet te gronden op het verleende verlof of de wet. De verwijzing door de gerechtsdeurwaarder naar het verlof en ‘diverse jurisprudentie’ vormt in elk geval geen deugdelijke verantwoording van het betreffende handelen.

2.2 Klager voert verder aan dat de enkele mogelijkheid de woning te kunnen betreden zonder sloten te verbreken dit niet anders maakt. Insluiping is ook de gerechtsdeurwaarder niet geoorloofd bij gebreke van een bevoegdheid op grond van titel of wet. Klager tekent daarbij aan dat de tuin waaraan de door de gerechtsdeurwaarder genoemde open schuifpui ligt niet bereikbaar is zonder een gesloten (dat wil zeggen niet-openstaande) poort te passeren. Daarnaast is een slot verbroken zodat een al dan niet open aangetroffen toegang minder ter zake doet. Kennelijk heeft de aanwezige hulpofficier van justitie het nodig gevonden om te proberen of de in de woning aangetroffen sleutels op de gesloten deuren pasten. De gerechtsdeurwaarder had hem dat moeten beletten. De rol van de politieambtenaar dient in beginsel immers beperkt te blijven tot haar of zijn enkele aanwezigheid (zie artikel 444 Rv ‘in wiens aanwezigheid’).

2.3 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder als laatste dat aan hem een proces-verbaal van (een poging tot) inbeslagneming is betekend. Gegeven de beslagvorm en gegeven dat klager een derde is ten aanzien van het gelegde beslag was de betekening van het proces-verbaal onnodig. De gerechtsdeurwaarder voert desalniettemin kosten op.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht heeft gekregen een beschikking van de voorzieningenrechter ten uitvoer te leggen door middel van het leggen van beslag tot afgifte. De gerechtsdeurwaarder is op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet verplicht aan een dergelijke opdracht te voldoen. Behoudens evidente misslagen, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of een beslag als onrechtmatig kan worden aangemerkt en evenmin of de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte titel de gerechtsdeurwaarder de bevoegdheid gaf bij klager binnen te treden. Daarvoor dient de klager zich tot de gewone rechter te wenden.

5.2 Verder heeft der voorzitter overwogen dat uit het bepaalde in artikel 444 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (dat ook van toepassing is bij conservatoire beslagen) volgt dat de gerechtsdeurwaarder ter inbeslagneming toegang heeft tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Door de voorzieningenrechter is verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte, onder meer ook bij klager. Uit het door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte proces-verbaal volgt dat bij de woning van klager niemand werd aangetroffen waarop hij zich conform het bepaalde in artikel 444 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft gericht tot de aanwezige hulpofficier van justitie in wiens aanwezigheid hij zich de toegang tot de woning heeft verschaft. De woning is blijkens het proces-verbaal betreden via een openstaande schuifpui aan de achterzijde en vervolgens zijn twee schuren betreden waarvan een door middel van het forceren van het slot. Dat is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat het betekenen van het proces-verbaal van beslaglegging berust op een wettelijk voorschrift. Het is niet tuchtrechtelijk laakbaar daarvoor het op het besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders berustende tarief in rekening te brengen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de verlofbeschikking zich richtte tegen andere personen (gerekwestreerden) dan klager. De gerechtsdeurwaarder kon daarom aan die beschikking geen bevoegdheid ontlenen tot het nemen van dwangmaatregelen jegens klager nu klager ten opzichte van de in de beschikking genoemde partijen een derde is.

6.2 Het tweede onderdeel van de klacht richt zich tegen het eigenmachtige optreden van de opsporingsambtenaar en niet tegen diens enkele aanwezigheid. De gerechtsdeurwaarder had het eigenmachtig optreden van de politieambtenaar moeten beletten. Indien de titel op grond waarvan beslag wordt gelegd geen bevoegdheid geeft de betreffende plaats te betreden, geeft de wet die niet alsnog.

6.3 Het proces-verbaal van het gelegde beslag is aan klager, zijnde een derde,  betekend. De wet schrijft dat niet voor zodat voor een dergelijke onverplichte niet door de wet voorgeschreven ambtshandeling geen kosten in rekening mogen worden gebracht.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De beschikking van de voorzitter kan naar het oordeel van de Kamer op twee onderdelen niet in stand blijven en dient op die onderdelen te worden vernietigd. Het betreft de volgende onderdelen. 

7.2 De Kamer is van oordeel dat als schuldenaren alleen de in het verzoekschrift genoemde gerekwestreerden [     ] B.V. en [     ] zijn te beschouwen. Onder hen had het beslag kunnen worden gelegd zoals de gerechtsdeurwaarder heeft gedaan. Klager dient in deze zaak als ‘derde’ te worden beschouwd. Bij klager als derde had de gerechtsdeurwaarder dan ook slechts derdenbeslag mogen leggen overeenkomstig de artt. 475 e.v. Rv. In de regeling omtrent het derdenbeslag ontbreekt een bepaling omtrent het binnentreden van een woning. Het “gewone” beslag op roerende zaken die zich onder een derde bevinden kan alleen worden toegepast als de derde daaraan medewerking verleent. Dat is in de wet vastgelegd in artikel 461d Rv. Dit onderdeel van de klacht treft dan ook doel en dient gegrond te worden verklaard.

7.3 Ten aanzien van de tweede grond van het verzet ziet de Kamer in hetgeen door klager is aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan. Anders dan klager heeft aangevoerd is de rol van de hulpofficier van justitie geenszins beperkt tot zijn of haar enkele aanwezigheid (ECLI:NL:GHSHE:2014:1326). De gerechtsdeurwaarder kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van de hulpofficier van justitie die op grond van het bepaalde in art 444 Rv een eigen verantwoordelijkheid heeft. Hetgeen door klager op dit onderdeel van de klacht in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op het tweede klachtonderdeel. De Kamer zal het verzet met betrekking tot dit klachtonderdeel met verbetering van de gronden ongegrond verklaren.

7.4 De derde in verzet aangevoerde grond treft eveneens doel. Het proces-verbaal van het gelegde beslag hoefde slechts aan de in het verzoekschrift genoemde gerekwestreerden te worden betekend. De betekening aan klager als derde is niet wettelijk voorgeschreven. In elk geval had de gerechtsdeurwaarder voor die betekening geen kosten in rekening mogen brengen.

7.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. Gelet op het feit dat het leggen van beslag tot een van de kerntaken van de gerechtsdeurwaarder behoort en zijn handelwijze strijd met art. 12 van de Grondwet oplevert, acht de Kamer gronden aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond voor wat betreft de klachtonderdelen 2.1 en 2.3;

-        vernietigt de beschikking van de voorzitter op die onderdelen;

-        verklaart de klacht op die onderdelen gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping met aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen;

-        verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voor het deel van de beslissing waarbij het verzet en de klacht gegrond is verklaard, kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Tegen deze beslissing waarbij het verzet ongegrond is verklaard staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.