ECLI:NL:TGDKG:2015:113 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWwraking436.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:113
Datum uitspraak: 04-06-2015
Datum publicatie: 14-07-2015
Zaaknummer(s): GDWwraking436.2015
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek tot wraking. Verzoek afgewezen. Anti-misbruik bepaling toegepast.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing op het op 29 mei 2015 schriftelijk gedane en onder zaaknummer 436.2015 geregistreerde verzoek van:

[     ] ,

wonende te [     ],

verzoekster,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. C.W. Inden, lid van de Kamer voor

Gerechtsdeurwaarders, hierna de rechter.

1. Verloop van de procedure

1.1 Een door verzoekster tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende en onder

zaaknummer 952.2014 geregistreerde klacht is door de plaatsvervangend-voorzitter van de Kamer bij beslissing van 17 februari 2015 als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen de beslissing van de voorzitter heeft verzoekster verzet ingesteld. Deze zaak staat geregistreerd onder zaaknummer 253.2015.

1.2 De behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 28 april 2015 door een combinatie bestaande uit de leden mr. C.W. Inden, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter. Na afloop van de behandeling ter zitting heeft de rechter medegedeeld dat op 9 juni 2015 een beslissing zal worden genomen.

1.3 Op 29 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder telefonisch contact met het secretariaat van de Kamer opgenomen en verzocht om de uitspraakdatum te

vervroegen. Naar aanleiding van dat verzoek heeft de secretaris van de Kamer (hierna de secretaris) contact met de rechter opgenomen en verzocht of het verzoek van de gerechtsdeurwaarder gehonoreerd zou kunnen worden. De rechter heeft daarop aan de secretaris medegedeeld dat het verzoek van de gerechtsdeurwaarder slechts gehonoreerd zou kunnen worden indien verzoekster hiermee instemt. Nadat de secretaris het verzoek van de gerechtsdeurwaarder aan verzoekster had voorgelegd heeft zij medegedeeld dat zij niet akkoord ging met het verzoek van de gerechtsdeurwaarder. Daarna heeft de secretaris aan klaagster alsmede de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de uitspraakdatum niet vervroegd zal worden. Nadien heeft verzoekster een verzoek tot wraking gedaan gericht tegen de rechter. De wraking staat geregistreerd onder zaaknummer 436.2015.

2. De beoordeling

2.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen de leden van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders worden gewraakt, indien er feiten of omstandigheden bestaan waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Titel IV van het Vierde Boek van het

Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing verklaard.

2.2 Bij de beoordeling van het verzoek moet voorop staan dat leden van de Kamer uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de leden de Kamer, jegens een partij een

vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

2.3 Uit de wet en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit objectief afgeleid kan

worden dat de tuchtrechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief

gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.

2.4 Het verzoek bevat blijkens de brief van 29 mei 2015 - voor zover van belang - de navolgende gronden voor de wraking:

‘Mw. [     ] dient tevens een klacht in tegen de Voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders die zich in onpartijdigheid dient te verantwoorden in rechte tegenover de rechtspositie van mw. [     ]. Tevens wraakt mw. [     ] de Voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, omdat van een eerlijke onpartijdige rechtsgang geen sprake meer is. Desondanks de uitspraak in deze kwestie niet vervroegd wordt. De schijn wordt gewekt dat de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders mw. [     ] reeds per dit moment in het ongelijk heeft gesteld in afwikkeling van de tuchtklachten die zijn ingediend tegen [     ] Gerechtsdeurwaarders. Mw. [     ] stelt en bewijst, dat uitsluitend een onpartijdige n rechtmatige rechtsgang de procesgang in afwikkeling per dit moment kan beïnvloeden en daar is door de handelswijze van [     ] Gerechtsdeurwaarders en de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders geen sprake meer van.’

2.5 Naar het oordeel van de wrakingskamer bevat het verzoek geen gronden dan wel geen zwaarwegende aanwijzingen voor een objectief gerechtvaardigde vrees waaruit vooringenomenheid van de rechter valt af te leiden. Het enkele feit dat de rechter heeft besloten om een verzoek van de gerechtsdeurwaarder tot vervroeging van de uitspraakdatum aan klaagster voor te leggen heeft op geen enkele wijze de rechterlijke onpartijdigheid kunnen schaden. Hierbij wordt mede in overweging genomen dat de rechter het verzoek van de gerechtsdeurwaarder heeft afgewezen nadat verzoekster had medegedeeld dat zij niet met het verzoek instemde.

2.6 Nu de door verzoekster aangevoerde grond niet tot wraking kan leiden, acht de wrakingskamer het indienen van het wrakingsverzoek op deze grond, mede gelet op het procesverloop tot nu toe, kennelijk misbruik van recht. Het betreft een evident ongegrond verzoek dat aanstonds dient te worden afgewezen. Hieruit volgt dat een mondelinge behandeling achterwege kan blijven.

2.7 Omdat er sprake is van misbruik van recht bepaalt de wrakingskamer onder verwijzing naar artikel 37 lid 4 Gerechtsdeurwaarderswet juncto 515 lid 4 Wetboek

van Strafvordering dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen leden van de Kamer belast met de behandeling van het onderhavige dossier van verzoekster niet meer in behandeling zal worden genomen.

2.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De wrakingskamer van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        wijst het verzoek tot wraking als zijnde ongegrond af;

-        bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de Kamer belast met de behandeling van het onderhavige dossier van verzoekster niet meer in behandeling zal worden genomen;

-        bepaalt dat de procedure met zaaknummer 253.2015 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mr. Th.C.M. Hendriks-Jansen en M. Colijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2015 in

tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.