ECLI:NL:TGDKG:2015:112 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWwraking532.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:112
Datum uitspraak: 06-07-2015
Datum publicatie: 14-07-2015
Zaaknummer(s): GDWwraking532.2015
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: verzoek tot wraking van de wrakingskamer. Verzoek afgewezen. Anti-misbruik bepaling toegepast.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Zaaknummer 532.2015

Beslissing van 6 juli 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders

op het verzoek in de zin van artikel 37 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet jo artikel 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering van :

[     ] ,

wonende te [     ],

verzoeker tot wraking,

verder te noemen verzoeker,

gemachtigden: [     ] en [     ].

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit :

-        het proces-verbaal van de zitting van 23 juni 2015;

-        een door klager ter zitting overgelegde notitie.

De tuchtrechters hebben meegedeeld niet in de wraking te berusten.

2. Het verzoek

2.1 Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr E.C. Smits, mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter, leden van de meervoudige kamer van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders belast met de behandeling van een verzoek tot wraking van verzoeker gericht tegen een andere lid van de Kamer, geregistreerd onder zaaknummer 297.2015.

2.2 Verzoeker stelt blijkens de inhoud van het van de zitting van 23 juni 2015 opgemaakte proces-verbaal dat de tuchtrechters niet integer zijn en vragen van (de gemachtigde van) verzoeker niet wensen te beantwoorden.

3. De beoordeling van het verzoek

3.1 Wraking van tuchtrechters is op grond van het bepaalde in artikel 37, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet juncto artikel 512 Sv e.v. slechts mogelijk, indien er te hunner aanzien feiten of omstandigheden bestaan waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.2 Naar het oordeel van de wrakingskamer bevat het verzoek geen gronden waaruit vooringenomenheid van de tuchtrechters of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, is/zijn af te leiden. Het verzoek tot wraking bevat immers geen concrete tot de tuchtrechters gerichte gronden voor wraking. Bovendien blijkt uit het van de zitting van 23 juni 2015 opgemaakte proces-verbaal dat een aantal vragen van de gemachtigde van klager wel degelijk zijn beantwoord.

3.3 Voor een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling gegeven recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek en niet om de gronden van het wrakingsverzoek alsnog aan te vullen of aan te voeren. Aan dat onderzoek komt de wrakingskamer niet toe omdat het verzoek aanstonds als zijnde kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

3.4 Omdat door verzoeker het middel van wraking lichtvaardig, want zonder enige kenbare tot de tuchtrechters gerichte grondslag en herhaaldelijk wordt ingezet, is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van misbruik van recht. Een verzoek tot wraking is immers niet bedoeld om vragen te beantwoorden maar om te onderzoeken of er grond is voor de bij klager levende gedachte dat er feiten of omstandigheden bestaan waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de tuchtrechters belast met de behandeling van het verzoek tot wraking van verzoeker niet meer in behandeling wordt genomen.

4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:

-          wijst het verzoek als zijnde kennelijk ongegrond af;

-          bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de tuchtrechters belast met de behandeling van het wrakingsverzoek van klager in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen;

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2015

in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.