ECLI:NL:TGDKG:2015:11 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet788.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:11
Datum uitspraak: 06-02-2015
Datum publicatie: 25-02-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet788.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 6 mei 2014 met nummer 986.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 788.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 14 mei 2014 aan klager verzonden.

Op 20 mei 2014 is het tegen de beslissing van de voorzitter gerichte verzetschrift bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 november 2014. Van de behandeling ter zitting is het aan deze beslissing gehechte proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van deze beslissing, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De feiten

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de door de voorzitter weergegeven feiten aangezien het verzet hiertegen niet is gericht.

4. De inleidende klacht

De voorzitter heeft de klacht in die zin samengevat dat klager zich erover beklaagt dat de gerechtsdeurwaarder niet bevoegd is tot het verrichten van ambtshandelingen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘ In het register van gerechtsdeurwaarders (www.kbvg.nl) staat als kandidaat gerechtsdeurwaarder ingeschreven [     ] toegevoegd aan [     ] gerechtsdeurwaarder te [     ]. Op grond van het bepaalde in artikel 28 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder namens en onder verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder op wiens kantoor hij werkzaam is, de ambtshandelingen verrichten waartoe deze bevoegd is. De klacht stuit hierop reeds af. ‘

6. De gronden van het verzet

De gronden van het verzet komen er – samengevat – op neer dat klager de Kamer verzoekt zijn klacht opnieuw te beoordelen.  Klager heeft daarnaast  aangevoerd dat hij wel degelijk bezwaar heeft ingesteld en dat er conform de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) brieven zijn verstuurd en dwangsommen zijn opgeëist. Hij bestrijdt de ontvangst van een bij het verweerschrift gevoegde brief van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder van 3 oktober 2013. Voorts heeft hij op grond van de WOB  bewijsstukken aangevraagd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1       Allereerst wordt opgemerkt dat in verzet geen gronden kunnen worden aangevoerd die niet in eerste instantie aan de klacht ten grondslag zijn gelegd. Gelet daarop komt wat klager heeft aangevoerd omtrent de WOB niet voor bespreking in aanmerking. Hierbij wordt ten overvloede nog opgemerkt dat de bepalingen in de WOB er niet toe kunnen leiden dat in een tuchtprocedure als deze,  de door klager gewenste bescheiden worden verstrekt.

7.2       Zo klager al bezwaar zou hebben aangetekend zoals hij stelt, dan leidt dat, noch de door hem bestreden ontvangst van de brief van de gerechtsdeurwaarder van 3 oktober 2013, tot het oordeel dat de beslissing van de voorzitter niet in stand zou kunnen blijven. Evenmin bestaat aanleiding  om de motivering van de beslissing aan te passen.  Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden  en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.