ECLI:NL:TGDKG:2015:109 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet300.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:109
Datum uitspraak: 30-06-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet300.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 juni 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 17 maart 2015 met zaaknummer 717.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 300.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief van 10 september 2014 aangevuld bij brief van 23 september 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij brief van 5 oktober 2014 heeft klager medegedeeld dat de klacht mede is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [     ].

-           Bij brief van 22 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

-           Bij beslissing van 17 maart 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde van onvoldoende gewicht danwel kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 31 maart 2015.

-           Bij brief, ingekomen op 13 april 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-       Bij brief, ingekomen op 11 mei 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder nadere stukken in het geding gebracht.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 mei 2015 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 30 juni 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  1. Op 4 september 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om een dagvaarding uit te brengen.
  2. Op 5 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht aan klager bevestigd en hem verzocht om een voorschot van € 100,33 te voldoen.
  3. Tussen de gerechtsdeurwaarder en klager is een discussie ontstaan over het gevraagde voorschot en de overige kosten.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder:

  1. een bedrag van € 4,56 in rekening te brengen voor een uittreksel van de Kamer van Koophandel terwijl de directe kosten daarvan € 2,65 bedragen;
  2. een bedrag van € 1,97 in rekening te brengen voor een uittreksel uit de Basisregistratie voor personen, terwijl deze kosten niet gemaakt zouden worden omdat in dat registratiesysteem alleen natuurlijke personen voorkomen;
  3. dat deze weigert een dagvaarding te betekenen indien het gevraagde voorschot niet wordt betaald;
  4. onprofessioneel te hebben gereageerd op een klacht.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS: 2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband, zoals hier het geval, de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De in aanhef van de beschikking genoemde, aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder, wordt als beklaagde aangemerkt. Niet als beklaagde wordt aangemerkt gerechtsdeurwaarder [     ]. Die is namelijk als gerechtsdeurwaarder gevestigd te [     ] en gesteld noch gebleken is wat hij met het dossier van klager van doen heeft gehad. Dat deze gerechtsdeurwaarder de werkgever van [     ] zou zijn is door klager niet onderbouwd en ook al zou dat zo zijn is het enkele zijn van werkgever niet voldoende om het handelen van gerechtsdeurwaarder [     ] tuchtrechtelijk aan hem als werkgever toe te rekenen.

4.3 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.4 Klachtonderdeel 2.1 dient aanstonds als zijnde van onvoldoende gewicht te worden afgewezen. Het tuchtrecht is niet bedoel om geschillen met betrekking tot kosten te beslechten. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder onder punt 14 genoegzaam uitgelegd hoe deze prijs tot stand is gekomen. In elk geval heeft de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door dit bedrag in rekening te brengen.

4.5 Klachtonderdeel 2.2 treft hetzelfde lot. In onderdeel 13 van het verweerschrift geeft de gerechtsdeurwaarder aan hoe zij tot deze prijs is gekomen. Dat ook de Basisregistratie personen is geraadpleegd komt omdat de gerechtsdeurwaarder terecht ook het adres van klager heeft geverifieerd. Ook op dit punt is niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.3 Klacht onderdeel 2.3 dient reeds kennelijk ongegrond te worden verklaard omdat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 11 onder b van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn ministerie mag weigeren indien het gevraagde voorschot niet wordt voldaan.

4.4 Klachtonderdeel 2.4 is niet nader onderbouwd zodat dit onderdeel ook kennelijk ongegrond dient te worden verklaard. Voor zover klager van mening is dat de inhoud van de door de gerechtsdeurwaarder aan hem verzonden e-mails in reactie op zijn bezwaren door hem als onprofessioneel moeten wordt beschouwd, overweegt de voorzitter dat de inhoud daarvan niet tuchtrechtelijk laakbaar wordt geacht.’

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klachtonderdelen 1 en 2 als zijnde kennelijk van onvoldoende gewicht afgewezen en de klachtonderdelen 3 en 4 als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij zich niet met de beschikking van de voorzitter kan verenigen, omdat de door de gerechtsdeurwaarder teveel in rekening gebrachte kosten voor de verschotten wordt gebruikt om een extra inkomen te genereren. Daarnaast is het door de gerechtsdeurwaarder gevraagde voorschot voor de betekening van de dagvaarding te hoog en heeft de gerechtsdeurwaarder wel degelijk onprofessioneel gereageerd op de bij hem ingediende klacht.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. A. Sissing en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.