ECLI:NL:TGDKG:2015:104 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet252.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:104
Datum uitspraak: 12-06-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet252.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 12 juni 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 24 februari 2015 met nummer 356.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 252.2015 ingesteld door:

1. [     ] en 2. [     ],

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

1. [     ],

waarnemend-gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van 3 maart 2015 aan klagers toegezonden. Bij verzetschrift, ter griffie ontvangen op 17 maart 2015, hebben klagers tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 mei 2015. Klagers zijn verschenen. De gerechtsdeurwaarders hebben laten  weten niet ter zitting te verschijnen. Klagers hebben pleitaantekeningen overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 juni 2015.

2. De feiten

a)      Het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1 is in opdracht van een advocatenkantoor belast geweest met de tenuitvoerlegging van een vonnis en een arrest op klager sub 1. Wegens verbeurde dwangsommen is ten laste van klager sub 1 beslag gelegd onder het ABP op de uitkering van klager sub 1.

b)      Bij brief van 26 augustus 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders klager sub 1 onder meer medegedeeld dat om de gerechtsdeurwaarders en hun opdrachtgever moverende redenen de opdracht is beëindigd, het beslag door de opdrachtgever werd gehandhaafd, de inning van de beslagen gelden zou worden voortgezet door een ander gerechtsdeurwaarderskantoor en nu de opdracht was beëindigd, verder niet meer op brieven van klagers zou worden gereageerd.

3. De oorspronkelijke klacht

2.1 Klagers delen mede de klacht in te dienen op grond van een aantal volgens klagers nieuwe elementen. Ter nadere toelichting voeren klagers aan dat door de gerechtsdeurwaarders gereageerd had moeten worden op door klagers aan hen verzonden brieven waarin de gerechtsdeurwaarders een volledige wetenschap werd verschaft ter zake de onjuiste hoedanigheid van de [     ] vestiging [     ]. Uit een brief van een beleidsadviseur van de Kamer van Koophandel te [     ] blijkt, na een door klagers aangevraagd onderzoek, dat de vestiging van [     ] [     ] niet bestaat. Deze vestiging blijkt onder een valse vlag een voortzetting te zijn van twee uit het ambt gezette gerechtsdeurwaarders. De niet bestaande vestiging heeft exploten en dwangbevelen uitgegeven onder een valse dan wel onjuiste hoedanigheid; gebruik gemaakt van het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel van [     ] en op de exploten en het briefpapier gebruik gemaakt van de kwaliteitsrekening van [     ]. Klagers hebben de gerechtsdeurwaarders hierover vele brieven geschreven maar die zijn nimmer beantwoord.

2.2 Klagers voeren verder aan dat uit het exploot van het niet bestaande Gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] vestiging [     ] van 15 maart 2012 blijkt, dat executoriaal beslag is gelegd bij het ABP op de AOW-uitkering van klager sub 1 voor een volgens klagers vexatoir bedrag van € 284.949,70. Dit is maatschappelijk onverantwoordelijk, geënt op de opdracht om stukken van openbare aard van het internet te verwijderen, hetgeen niet mogelijk is en in strijd met art. 6 EVRM.

2.3 Klagers voeren voorts aan dat door het ABP maandelijks een bedrag wordt overgemaakt naar [     ] Gerechtsdeurwaarders, op rekeningnummer 417744307, zijnde de kwaliteitsrekening van [     ]. Dit betekent dat klager sub 1 voor de rest van zijn leven dient af te betalen. Dit is in strijd met art. 611d Rv en in strijd met vrijheid van meningsuiting in zake het vermelden van gegevens uit openbare bronnen. Dit is willens en wetens een poging tot destructie met misbruik van bevoegdheid ex art. 3:13 BW juncto art. 3:44 BW. Opdrachtgevers en opdrachtnemers vertonen het officieuze karakter van een criminele organisatie. Vervolgens blijkt dat na beëindiging van de opdracht door de gerechtsdeurwaarders, de onrechtmatig ingehouden gelden zijn overgemaakt naar opdrachtgevers. De onrechtmatig ingehouden gelden hadden moeten worden doorgestort naar de opvolgend gerechtsdeurwaarder en niet naar de (voormalige) opdrachtgevers van gerechtsdeurwaarder sub 1. Ook dit is toerekenbaar laakbaar en klachtwaardig.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd bestreden.

5. De beschikking van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat klagers in klachtonderdeel 2.1. niet-ontvankelijk zijn en heeft de klacht voor het overige ongegrond geoordeeld. Hij heeft daartoe het volgende overwogen. Uit de door klagers aan de gerechtsdeurwaarders verzonden brieven blijkt dat klagers de gerechtsdeurwaarders op de hoogte stellen van het volgens klagers gebruik maken van door het kantoor van de gerechtsdeurwaarders vermeend valselijk opgemaakte exploten. Zo bevat de brief van 26 juni 2013, gericht aan gerechtsdeurwaarder sub 2, de mededeling dat het briefpapier waarop de exploten zijn uitgebracht, op grond van omstandigheden die door klagers in die brief worden omschreven, volgens klagers fundamentele onjuistheden bevat die aanleiding geven tot bedrog, oplichting en valsheid in geschrifte. In die brief roepen klagers de nietigheid in van al de door het kantoor van de gerechtsdeurwaarders uitgebrachte exploten. De aan gerechtsdeurwaarder sub 1 gerichte brief van 14 juli 2013 bevat onder meer de mededeling dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig zou maken aan bedrieglijk handelen en valsheid in geschrift van authentieke akten. De aan gerechtsdeurwaarder sub 2 gerichte brief van 9 augustus 2013 betreft de door het kantoor van de gerechtsdeurwaarders teruggegeven opdracht tot tenuitvoerlegging waaruit volgens klagers volgt dat alle staande rechtsgevolgen en aanspraken zijn komen te vervallen. In de tweede aan gerechtsdeurwaarder sub 2 gerichte brief van 9 augustus 2013 wijzen klagers de gerechtsdeurwaarder op een uitspraak van de kamer van 20 november 2012. De brief van 22 augustus 2013 aan gerechtsdeurwaarder sub 1 bevat een ingebrekestelling wegens volgens klagers misbruik van bevoegdheid vanwege het volgens klagers ontbreken van een wettelijke grondslag aan de uitgebrachte exploten. De brief van 30 augustus 2013 stelt de inhoud en geldigheid van de brief van de door de gerechtsdeurwaarders aan klagers verzonden brief van 26 augustus 2013 ter discussie. Deze brief is overigens door de gerechtsdeurwaarders bij brief van 5 september 2013 beantwoord. De brief van 24 november 2013 stelt onder meer de geldigheid en de redenen van de door het kantoor van de gerechtsdeurwaarders teruggegeven opdracht ter discussie.

5.2 Al eerder is door de voorzitter geoordeeld dat de door de beleidsadviseur van de Kamer van Koophandel aan klagers medegedeelde bevindingen en de door klagers daaraan verbonden conclusie, in een tuchtprocedure op geen enkele wijze als vaststaand kunnen worden aangenomen. Die bevindingen worden door de gerechtsdeurwaarders in hun verweer weerlegd dan wel wordt door hen verklaard hoe de vork in de steel zit. Het door klagers gestelde misbruik kan niet worden vastgesteld. De gerechtsdeurwaarders hebben de brieven van klagers terecht niet (inhoudelijk) beantwoord. In elke brief worden immers steeds de volgens klagers valselijk door het kantoor van de gerechtsdeurwaarders opgemaakte exploten ter discussie gesteld.

Net als in tientallen eerdere beslissingen op klachten van klagers wordt herhaald dat een door een gerechtsdeurwaarder opgemaakt exploot een authentieke akte betreft welke akte op grond van artikel 157 lid 1 Rv tegen een ieder dwingend bewijs oplevert van hetgeen de gerechtsdeurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens (artikel 151 lid 2 Rv) tegenbewijs. Een door een bevoegde gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot is daarom rechtsgeldig totdat - om in de woorden van klagers te blijven - de valsheid daarvan is vastgesteld in een civiele procedure.

5.3 Bij beschikking van 15 juli 2014 heeft de voorzitter in een andere door klagers tegen een andere gerechtsdeurwaarder ingediende klacht (zaaknummer 128.2014) beslist dat volgende klachten over de rechtsgeldigheid van rechterlijke uitspraken en het gebruik maken van vermeend valselijk door [     ] opgemaakte exploten niet meer in behandeling worden genomen wegens misbruik van tucht(proces)recht. Bij beslissing van de Kamer van 10 februari 2014 zijn klagers niet-ontvankelijk verklaard in een door hen tegen de beslissing van de voorzitter ingesteld verzet.

5.4 Nu in deze klacht, weliswaar in andere bewoordingen, wederom het gebruik maken van de door de gerechtsdeurwaarders volgens klagers onjuist opgemaakte exploten aan de orde wordt gesteld, dienen klagers niet-ontvankelijk te worden verklaard in klachtonderdeel 2.1.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdelen 2.2 en 2.3 geldt dat het tuchtrecht niet de geëigende weg is hierop in te gaan. Indien klagers van mening zijn dat het ten laste van klager sub 1 gelegde beslag onjuist is en de op grond daarvan uitgekeerde gelden onrechtmatig zijn geïnd, dienen zij zich te wenden tot de executierechter. Voor zover klagers verwijzen naar 611d Rv, geldt dat dit tot de bevoegdheid hoort van de rechter die de dwangsom heeft opgelegd.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klagers hebben het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter tijdig ingesteld, zodat zij in hun verzet kunnen worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet                                                                                        

7.1 Klagers zijn het niet eens met de beschikking van de voorzitter. Ten onrechte heeft de voorzitter onder de feiten vermeld dat een advocatenkantoor opdracht aan gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft gegeven. Dat betrof de maatschap [     ] te [     ].

7.2 Het vonnis van 31 januari 2012 is wel degelijk ten onrechte ten uitvoer gelegd. Dit vaststaande feit kan niet genegeerd of ontkend worden.

7.3 Volledig ten onrechte is door de voorzitter gesteld dat de exploten te allen tijde onvervalste rechtsgeldig opgemaakte authentiek akten betreffen. Bij de betekening van beide rechterlijke beslissingen is gehandeld in strijd met artikel 439, lid 3 Rv. de [     ] vestiging in [     ] is geen rechtsgeldig bestaand gerechtsdeurwaarderskantoor. Daar kan dus geen domicilie gekozen worden bij de betekening van stukken.

7.4 Klagers achten de juridische waardering van de voorzitter met betrekking tot het beroep dat klagers hebben gedaan op bevindingen van de projectmanager criminaliteitspreventie en het belang van het naleven van de bepalingen met betrekking tot het Handelsregister en de Handelsnaamwet, schandalig en ver beneden de maat.

7.5 Ten onrechte is door de voorzitter geconstateerd dat klagers geen bewijs hebben geleverd van hun stelling dat exploten zijn uitgebracht onder een valse naam en hoedanigheid met behulp van listige kunstgrepen. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarders was de voortzetting van het kantoor van de voormalige gerechtsdeurwaarders [     ]. In de openbare registers is geen [     ] vestiging in [     ] geregistreerd. Dit kantoor heeft dus nimmer bestaan. Er is kennelijk sprake van een verwerpelijke vorm van gedoogcultuur en in het geheel niet van misbruik van tucht(proces)recht door klagers, zoals de voorzitter heeft gemeend te moeten overwogen.

7.6 Tot slot heeft de voorzitter klagers ten onrechte verwezen naar de gewone rechter. In dit geval is er immers sprake van processuele nietigheid wegens schending van vormvoorschriften van openbare orde met nietigheid bedreigd. Voor de vaststelling daarvan behoeft de civiele rechter helemaal niet benaderd te worden. De voorzitter had die vaststelling zelf kunnen doen.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarders hebben geen nader verweer gevoerd.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beschikking van de voorzitter, met welke beschikking de Kamer zich verenigt.

9.2 Voor eventuele nieuwe klachtonderdelen is in verzet geen plaats.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.C. Smits  en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.