ECLI:NL:TGDKG:2015:102 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet205.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:102
Datum uitspraak: 12-06-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet205.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 12 juni 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 24 februari 2015 met nummer 512.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 202.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van 3 maart 2015 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ter griffie ontvangen op 8 maart 2015, heeft klager tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 mei 2015. Klagers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 juni 2015.

2. De feiten

Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft in 2011 een dossier op klager in behandeling gehad. In dit dossier is op 7 februari 2011 ten laste van klager beslag gelegd onder de belastingdienst. Omdat het beslag vruchteloos was, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 de zaak gesloten en afgewikkeld met zijn opdrachtgever [     ] te [     ]. Dit laatste kantoor heeft de zaak op 14 mei 2014 afgewikkeld met de opdrachtgever. Op 22 mei 2014 is door [     ] nog een bedrag van de belastingdienst ontvangen. De financiële administratie van [     ] heeft het bedrag integraal doorgestort aan de schuldeiser van klager.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders samengevat dat zij ondanks een verklaring van de belastingdienst op leugenachtige wijze en zonder enig tegenbewijs blijven volharden in hun standpunt dat zij geen gelden hebben ontvangen van de belastingdienst.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beschikking van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Weliswaar is klager enige tijd in het ongewisse gebleven met betrekking tot de van de belastingdienst ontvangen gelden, maar dit enkele feit betekent nog niet dat de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar of frauduleus hebben gehandeld. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft geen beslag gelegd onder de belastingdienst. Er is wel sprake van een betaling in een dossier dat door gerechtsdeurwaarder sub 2 al gesloten was. Die betaling is door de financiële administratie doorgestort naar een schuldeiser van klager. Dat had wellicht eerder uitgezocht kunnen worden, maar het feit dat dit niet is gebeurd, maakt niet dat er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter tijdig ingesteld, zodat hij in zijn verzet kunnen worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet                                                                                        

Klager is het niet eens met de beschikking van de voorzitter. Er is wel degelijk sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarders nu zij pas na het verstrijken van zes maanden na ontvangst van de betaling van de Belastingdienst, na het indienen van de klacht door klager en nadat gerechtsdeurwaarders van gedupeerde schuldeisers hun deel hadden opgeëist in actie zijn gekomen.  

  8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd (onder verwijzing naar hun verweer in twee andere klachtzaken met de zaaknummers 722.2014 en 775.2014) dat zij in hun hoedanigheid van eerste beslagleggende gerechtsdeurwaarder, de betaling in eerste instantie fout hebben verdeeld. Die fout is naderhand gecorrigeerd. Uit eigen zak hebben zij de aan de andere beslagleggende gerechtsdeurwaarders toekomende gelden voldaan. Er zijn ook geen verdeelkosten berekend. Er is niet terugbetaald aan de Belastingdienst, omdat niet duidelijk was, of het beslag al dan niet was opgeheven. Het duurde tot augustus 2014 voordat duidelijk werd dat de schuldeiser, aan wie het van de Belastingdienst ontvangen bedrag integraal was overgemaakt, dat bedrag niet wilde terugbetalen. In november 2014 heeft de verdeling alsnog op de juiste wijze plaatsgevonden. Aan klager is dit bij brief op 9 december 2014 meegedeeld.  

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beschikking van de voorzitter, met welke beschikking de Kamer zich verenigt, met dien verstande dat de voorzitter onvermeld heeft gelaten dat de verdeling aanvankelijk niet correct was verlopen. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel.

9.2 De gerechtsdeurwaarders hebben uiteindelijk hun fout gecorrigeerd. Klager is daarvan op de hoogte gesteld. Niet gebleken is dat klager per saldo schade heeft geleden, althans de Kamer gaat daar bij gebreke van betwisting van uit.  Onder verbetering van gronden acht de Kamer het verzet ongegrond.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.C. Smits  en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.