ECLI:NL:TGDKG:2015:100 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW706.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:100
Datum uitspraak: 12-06-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDW706.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslag ten laste van de verkeerde vennootschap. Onvoldoende voortvarend handelen. De gerechtsdeurwaarder heeft kennelijk verzuimd alvorens tot beslaglegging over te gaan, eerst het handelsregister te raadplegen. Dat acht de Kamer onzorgvuldig. Dat onderdeel van de klacht is gegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft na de ontdekking van de fout wel voortvarend gehandeld zodat het beslag is opgeheven en de schade is beperkt, maar hij had op de bewuste vrijdag ook contact moeten opnemen met klager als belanghebbende. Aan de andere kant valt inderdaad niet in te zien waarom de gemachtigde niet direct heeft getracht contact met de gerechtsdeurwaarder op te nemen. Dit onderdeel is ongegrond. Voor het grond verklaarde deel van de klacht wordt de maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 12 juni 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 706.2014 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 19 september 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 december 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 mei 2015. De gemachtigde van klager is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 juni 2015.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 11 februari 2014 ontving de gerechtsdeurwaarder de grosse van een beschikking met het verlof tot het leggen een aantal beslagen, waaronder een conservatoir beslag ten laste van [     ] B.V.  met de opdracht om tot de beslagleggingen over te gaan.

-           Op 12 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van [     ] B.V. te [     ] conservatoir beslag onder ING Bank gelegd.

-           In de ochtend van vrijdag 14 februari 2014 is het de gerechtsdeurwaarder  na onderzoek in het handelsregister gebleken dat er twee vennootschappen met de naam [     ] B.V. bestaan, één in [     ] (de onderneming van klager) en één in [     ].

-           Bij brief van 14 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ING Bank verzocht per omgaande de rekeningen vrij te geven en het beslag op te heffen omdat beslag gelegd had moeten worden ten laste van [     ] B.V. te [     ]. Het beslag is nog die dag opgeheven. Dit is niet aan klager medegedeeld.

-           Bij brief van 13 februari 2014, door klager ontvangen op zaterdag 15 februari 2014, is klager door ING Bank in kennis gesteld van het ten laste van hem gelegde conservatoir beslag.

-           Klager heeft op zaterdag 15 februari 2014, na ontvangst van de brief van de bank, contact opgenomen met zijn gemachtigde. Omdat hij op zondag 16 februari 2014 op vakantie zou gaan en er van de beslagen bankrekeningen betalingen moesten worden gedaan, heeft hij zijn advocaat ingeschakeld om één en ander met spoed uit te zoeken. Het is de gemachtigde eerst op maandag 17 februari 2014 gebleken dat het beslag reeds op 14 februari 2014 was opgeheven. De advocaat en de gerechtsdeurwaarder hebben vervolgens contact gehad over de betaling van haar aan de gerechtsdeurwaarder op 17 februari 2014 verzonden nota voor werkzaamheden in verband met het beslag tot een bedrag van € 1.210,00.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder voor de beslaglegging onvoldoende onderzoek bij de Kamer van Koophandel heeft gedaan, omdat er anders direct duidelijk was geweest dat er twee bedrijven met dezelfde naam waren;

b: de gerechtsdeurwaarder pas na de beslaglegging onderzoek bij de Kamer van Koophandel heeft gedaan;

c: de gerechtsdeurwaarder tot beslaglegging is overgegaan terwijl hij gewaarschuwd was dat dit onjuist was;

d: de gerechtsdeurwaarder onder een verkeerd bedrijf beslag heeft gelegd;

e: de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld;

f: de gerechtsdeurwaarder na de opheffing van het beslag niet voortvarend heeft gehandeld waardoor klager, achteraf gezien, onnodige kosten heeft moeten maken door het inschakelen van zijn gemachtigde, welke kosten de gerechtsdeurwaarder niet wil vergoeden;

g: de gerechtsdeurwaarder in strijd met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat door hem ten laste van de verkeerde vennootschap beslag is gelegd. In de ochtend van vrijdag 14 februari 2014 is dit na ontdekking van de fout direct telefonisch gemeld aan de bank gevolgd door een e-mail welke aan de bank is verzonden om 13.03 uur. 

4.2 Hoewel de naam, adresgegevens en telefoonnummer van de gerechtsdeurwaarder in de brief van de ING-Bank vermeld staan, heeft de gemachtigde van klager nagelaten om contact met hem op te nemen, terwijl hij ook in het weekend telefonisch bereikbaar is. Pas in de week daarna heeft zij hem gebeld. Als zij dat meteen op zaterdag had gedaan, had hij haar kunnen uitleggen dat het beslag de vrijdag daarvoor al was opgeheven.

4.3 De gevorderde vergoeding, uitgaande van een uurtarief van € 495,00, acht de gerechtsdeurwaarder buitensporig. Hij heeft aangeboden een bedrag van € 300,00 voor de kosten van de gemachtigde alsmede de bankkosten te vergoeden.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft voorts toegegeven dat er aanvankelijk ten onrechte van uit is gegaan dat de zaak was afgerond met de opheffing van het onjuist gelegde beslag. In voorkomend geval zal hij de belanghebbende partij met de groots mogelijke spoed ook persoonlijk inlichten.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De Kamer is van oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van de verkeerde vennootschap beslag gelegd. Kennelijk heeft hij verzuimd alvorens tot beslaglegging over te gaan, eerst het handelsregister te raadplegen. Dat is onzorgvuldig. Een fout als deze had grote schade kunnen veroorzaken. De Kamer kan niet achterhalen of en zo ja welke vestigingsplaats van de vennootschap in het beslagrekest is vermeld. Gezien de erkenning van de fout moet worden aangenomen dat daarin niet als plaats van vestiging [     ] was vermeld.      

5.3 De gerechtsdeurwaarder heeft na de ontdekking van zijn fout wel voortvarend gehandeld zodat het beslag is opgeheven en de schade is beperkt, maar hij had op de bewuste vrijdag ook contact moeten opnemen met klager als belanghebbende. In dat geval had klager inschakeling van zijn advocaat achterwege kunnen laten. Aan de andere kant valt inderdaad niet in te zien waarom de gemachtigde niet direct op zaterdag 15 februari 2014 heeft getracht contact met de gerechtsdeurwaarder op te nemen.

5.4 Hoewel de Kamer niet gaat over de hoogte van de schadevergoeding waarop klager aanspraak maakt, komt het aanbod van de gerechtsdeurwaarder, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet onredelijk voor. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder acht de Kamer dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.5 Gelet op de ernst van de verzuimen, acht de Kamer na te melden maatregel op zijn plaats.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond voor wat betreft de onterechte beslaglegging;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-        legt aan gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. E.C. Smits en

M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni  2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.