ECLI:NL:TDIVTC:2015:70 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2015/12

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:70
Datum uitspraak: 17-12-2015
Datum publicatie: 07-01-2016
Zaaknummer(s): 2015/12
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten dat hij als dienstdoende dierenarts heeft geweigerd om een visite aan huis af te leggen om de hond van klager te euthanaseren. Ongegrond.

  X,               klager,    

tegen

Y                 beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. Het college heeft met instemming van partijen besloten tot schriftelijke afhandeling van de zaak. De uitspraakdatum is bepaald op heden.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, zakelijk weergegeven, dat hij als dienstdoende dierenarts heeft geweigerd om een visite aan huis af te leggen om de hond van klager te euthanaseren.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klager, genaamd A, die ten tijde van haar overlijden ongeveer B jaar oud was.

3.2. Op 24 februari 2015 omstreeks 22.00 uur zakte de hond, die al enige tijd met een achteruit gaande gezondheid kampte, door de poten en kon niet meer lopen, naast dat ze geel schuim over gaf. Klager en zijn echtgenote herkenden als ervaren hondenbezitters hierin het naderende sterven van het dier en hebben op dat moment besloten om verder lijden te voorkomen en de hond in de vertrouwde thuisomgeving te laten euthanaseren. Om die reden is door klager omstreeks 22.30 uur telefonisch contact gezocht met beklaagde, zijnde de dienstdoende dierenarts, die klager, na kennisname van het verzoek tot euthanasie, vroeg om met de hond naar de praktijk te komen. Omdat klager een autorit met een zieke hond met een gewicht van 30 kilo erg bezwaarlijk vond, bleef klager bij zijn verzoek om euthanasie bij hem thuis toe te passen. Aan dit verzoek is door beklaagde niet voldaan, reden waarom het telefoongesprek na enkele minuten van de zijde van klager is beëindigd. Klager heeft vervolgens tegen middernacht een andere (Duitse) dierenarts bereid gevonden de euthanasie bij hem thuis uit te voeren.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Het college heeft zich in eerdere jurisprudentie met betrekking tot soortgelijke klachten reeds uitgesproken over de wijze waarop een dienstdoend dierenarts tijdens een spoeddienst behoort te handelen bij een verzoek om hulp. Op de dierenarts rust de verplichting om tot een duidelijke anamnese te komen en zich er na grondig uitvragen van te overtuigen of er spoedhulp dient te worden geboden. Indien dit het geval blijkt te zijn alsook bij twijfel daarover, dient de dierenarts de eigenaar uit te nodigen om met het dier naar de praktijk te komen.

5.3. Het college gaat er vanuit dat het door klager gedane verzoek tot euthanasie reëel was. Niet in geschil is dat de gezondheidsgesteldheid van de op dat moment 16 jaar oude hond reeds enkele weken sterk achteruit ging, dat de hond gal over gaf en dat aldus onderzoek en veterinaire (spoed)hulp nodig was. Voor het college is ook voldoende gebleken dat de  situatie door beklaagde als zodanig is ingeschat, gelet op diens uitnodiging aan klager om onverwijld met de hond naar de praktijk te komen om de situatie te beoordelen en alsdan zo nodig euthanasie toe te passen.

5.4. De lezingen van partijen lopen uiteen over de vraag wat er tijdens het bewuste telefoongesprek over en weer precies is gezegd. Beklaagde heeft betwist dat hij aan het begin van het telefoongesprek zou hebben toegezegd aan huis te komen en daar later in het gesprek op zou zijn terug gekomen, zoals klager stelt. Door het college kunnen de feiten op dit punt niet met zekerheid worden vastgesteld. Dit neemt niet weg dat het college van oordeel is dat er onvoldoende aanleiding is om te oordelen dat beklaagde in tuchtrechtelijke zin verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij die avond niet aan het verzoek van klager heeft voldaan om een visite aan huis af te leggen en de hond aldaar te euthanaseren. Een visite aan huis betreft tijdens een nooddienst geen vanzelfsprekendheid en daartoe bestaat voor een spoeddierenarts in beginsel ook geen verplichting. Een belangrijk en valide argument om dierhouders te vragen met hun dier naar de praktijk te komen is dat door een visite aan huis tijdens een nooddienst de dienstdoende dierenarts te lang van de  praktijklocatie verwijderd zou kunnen zijn, waardoor aan eventuele andere noodgevallen geen adequate spoedeisende hulp zou kunnen worden verleend, hetgeen beklaagde in verweer ook heeft gesteld, naast dat in andersoortige spoedsituaties op de praktijk meer mogelijkheden beschikbaar zijn voor diagnostiek. Uit de stukken kan worden geconcludeerd –klager stelt zelf dat de afstand van de praktijk tot zijn woning ongeveer 24 minuten enkele reis met de auto bedroeg- dat alleen al met het reizen meer dan 3 kwartier gemoeid zou zijn geweest, naast de tijd die daar nog bij zou komen in verband met het euthanasieproces als zodanig. 

5.5. Uit de stukken is verder niet gebleken dat de hond feitelijk niet naar de praktijk had kunnen worden vervoerd, ook al vond klager dat te stressvol voor de hond en had het zijn voorkeur om de hond in de vertrouwde thuisomgeving  te laten euthanaseren. Het college gaat er vanuit dat vervoer praktisch mogelijk zou zijn geweest en zo nodig met inschakeling en hulp van derden (buren, familie, vrienden) had kunnen worden gerealiseerd. Gelet hierop en nu beklaagde klager heeft aangeboden met de hond naar de praktijk te komen voor onderzoek en om de euthanasie aldaar uit te voeren, kan naar het oordeel van het college niet worden gesproken van een weigering om spoedhulp te bieden of van een tekort schieten dat een tuchtmaatregel zou rechtvaardigen. Hieraan kan niet afdoen dat klager zich tot een andere dienstdoende dierenarts heeft moeten wenden die wel aan zijn verzoek heeft voldaan en die de euthanasie in de thuisomgeving heeft uitgevoerd.

5.6. Uit het voren overwogene volgt dat het college van oordeel is dat beklaagde in veterinaire zin niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klacht mitsdien ongegrond wordt verklaard.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. J. Hilvering, drs. B.J.A. van Langhorst-Mak en drs. B.A.M. Austie , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2015 door mr. G.J. van Muijen, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.