ECLI:NL:TDIVTC:2015:7 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2013/68

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:7
Datum uitspraak: 26-02-2015
Datum publicatie: 10-04-2015
Zaaknummer(s): 2013/68
Onderwerp: Katten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Poot van kat sterft af na verbandwissel. Niet gebleken dat dit het gevolg is van nalatig handelen door beklaagde. Ongegrond.

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

Uitspraak in de zaak van   

X,                                              klaagster    

tegen

Y,                                               beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift en de repliek. Beklaagde heeft afgezien van het indienen van een akte van dupliek, waarna de schriftelijke fase is gesloten. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 december 2014. Alleen beklaagde is hierbij verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten bij de rechterachterpoot van de kat van klaagster een steunverband te strak, dan wel anderszins onjuist te hebben aangelegd, waardoor de poot is afgestorven.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De klacht heeft betrekking op de kat van klaagster, een Europese Korthaar met de naam A, geboren op 1 juni 2009.

3.2. Op 28 maart 2013 signaleerde klaagster dat de kat gewond was aan de rechterachterpoot. Klaagster heeft de kat pijnstillende medicatie gegeven en telefonisch contact opgenomen met een vriendin, die werkzaam is als dierenartsassistente. Deze is nog diezelfde dag bij klaagster thuis naar de kat komen kijken en concludeerde dat de betreffende poot waarschijnlijk gebroken was. Klaagster heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met de kliniek van beklaagde en er werd een consult afgesproken voor de volgende ochtend. Uit de patiëntenkaart blijkt dat de kat na het consult opgenomen zou worden en dat er röntgenfoto’s zouden worden gemaakt 

3.3. De volgende ochtend, op 29 maart 2013, heeft het afgesproken consult plaatsgevonden. Beklaagde heeft de poot onderzocht en vermoedde dat er sprake was van gebroken middenvoetsbeentjes, hetgeen later die dag middels röntgenonderzoek werd bevestigd. Er werd afgesproken dat de kat enkele dagen later, als de zwelling aan de poot wat zou zijn afgenomen, zou worden geopereerd om de fracturen te fixeren. Voor de tussenliggende periode werd besloten een steunverband aan te leggen en is pijnstillende medicatie voorgeschreven.

3.4. Op 3 april 2013 heeft beklaagde de operatie uitgevoerd, waarbij metalen pinnen in de mergholtes van de middenvoetbeentjes zijn geplaatst. Na de operatie heeft beklaagde een steunverband aangelegd en werd antibiotica en pijnstillende medicatie voorgeschreven. De kat is nog diezelfde dag door klaagster opgehaald. Met betrekking tot de nazorg is (bench)rust geadviseerd en is aangegeven dat klaagster na een week terug moest komen voor een verbandwissel.

3.5. Op 9 april 2013 heeft beklaagde het verband verwisseld. De poot zag er goed uit en er werd afgesproken om het maken van controlefoto’s uit te stellen tot 8 weken na de operatie. Klaagster werd geïnstrueerd om de kat nog een week pijnstillende medicatie te geven en daarna weer terug te komen om het verband te laten verwijderen.

3.6. Klaagster constateerde dat de kat in de dagen na de verbandwissel met de poot begon te schudden, veel miauwde en onrustiger was dan de weken daarvoor. Op 16 april 2013, derhalve een week na de eerste verbandwissel, is klaagster zoals afgesproken met de kat terug naar de kliniek gegaan. Bij het verwijderen van het verband bleek de onderpoot koud aan te voelen en blauw/paars van kleur te zijn. Beklaagde heeft geconcludeerd dat de poot aan het afsterven was en geamputeerd diende te worden. In overleg met klaagster werd besloten de kat direct op te nemen en de amputatie de volgende ochtend te laten plaatsvinden.

3.7. Op 17 april 2013 heeft beklaagde de poot van de kat geamputeerd. Klaagster kon de kat later die dag ophalen en heeft antibiotica en ontstekingsremmende medicatie meegekregen. Klaagster stelt dat zij, doordat de poot moest worden geamputeerd, het vertrouwen in beklaagde was verloren en dat zij daarom enige tijd na de operatie, samen met haar vriendin, zelf de hechtingen uit de poot heeft verwijderd.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

  5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij had behoren te betrachten jegens de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Vooropgesteld wordt dat het college in beginsel niet treedt in financiële geschillen tussen partijen en dat de vraag of klaagster de openstaande factuur ten aanzien van de amputatie alsnog dient te voldoen, buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht valt. 

5.3. Niet in geschil is dat bij het consult op 29 maart 2013 is vastgesteld dat de kat gebroken middenvoetsbeentjes had in de rechterachterpoot en dat een hersteloperatie de meest aangewezen behandeloptie was. Het college kan beklaagde volgen waar hij ervoor heeft gekozen om deze operatie vanwege de flinke zwelling niet onmiddellijk uit te voeren, maar hiermee enkele dagen te wachten tot de zwelling merendeels verdwenen zou zijn. Beklaagde heeft gesteld dat de poot, mede dankzij het op 29 maart 2013 aangelegde steunverband, ten tijde van de operatie op 3 april 2013 ook aanzienlijk was geslonken. Het college ziet verder geen aanleiding om te twijfelen aan de stelling van beklaagde dat de operatie goed is verlopen en dat er geen bijzonderheden of afwijkingen aan de orde zijn geweest, hetgeen door klaagster overigens ook niet is betwist.

5.4. Volgens afspraak heeft op 9 april 2013 de eerste verbandwissel plaatsgevonden. Ter zitting heeft beklaagde uiteengezet hoe hij bij het aanleggen van het steunverband te werk is gegaan. Er is een betadinegaasje op de wond geplaatst en de poot is proximaal van de breuk tot net onder de hak te verbonden met een polsstring (Artiflex) en een rekbaar verband (Co-flex). Naar het oordeel van het college is niet kunnen blijken dat beklaagde in deze een ongebruikelijke of veterinair onjuiste werkwijze heeft gevolgd.

5.5. Feit blijft wel dat bij het verwijderen van het verband, op 16 april 2013, bleek dat de poot aan het afsterven was. Wat hiervan de onderliggende oorzaak is geweest,  is voor het college onduidelijk gebleven. In ieder geval is niet komen vast te staan dat beklaagde bij het aanleggen van het verband onzorgvuldig heeft gehandeld en dat het afsterven van de poot het gevolg is geweest van een te strak aangelegd verband of van anderszins veterinair onjuist handelen door beklaagde. Beklaagde heeft verder voldoende aannemelijk gemaakt dat er bij ieder verband dat wordt aangelegd aan de betreffende diereigenaar te kennen wordt gegeven dat deze bij problemen of zichtbaar ongemak direct contact dient op te nemen met de praktijk en dat ook klaagster op deze wijze is voorgelicht. Gelet op het vorengaande kan niet worden geoordeeld dat beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt zou treffen en wordt als volgt beslist.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden

drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, drs. M.J. Wisse en drs. B.J.A. Langhorst-Mak , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2015 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.