ECLI:NL:TDIVTC:2015:65 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2014/27

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:65
Datum uitspraak: 17-12-2015
Datum publicatie: 07-01-2016
Zaaknummer(s): 2014/27
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten met betrekking tot een hond geen Prednoral meer te hebben willen voorschrijven voordat de hond was gezien en een controle had plaatsgevonden. Ongegrond.

X,                  klager,    

tegen

Y,                 beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. Partijen hebben afgezien van mondelinge behandeling. De klacht is door het college in raadkamer besproken, waarna de uitspraakdatum is bepaald op heden.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat zij met betrekking tot de hond van klager op 24 april 2014 geen Prednoral wilde voorschrijven voordat zij de hond had gezien en een controle had plaats gevonden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klager, een Franse Bulldog met de naam A, geboren op B.

3.2. Gebleken is dat de hond sinds oktober 2008 door de vorige dierenarts van klager Prednoral (5 mg) kreeg voorgeschreven vanwege chronische huidproblemen en hiermee gepaard gaande jeuk. Op 29 februari 2012 heeft klager zich na een verhuizing voor de eerste keer bij de praktijk van beklaagde gemeld met het verzoek om in verband met de jeukklachten van de hond een herhaalrecept Prednoral uit te schrijven. De praktijkassistente heeft na telefonisch overleg met de assistente van de vorige dierenarts en na overleg met beklaagde Prednoral verstrekt. Daarnaast heeft zij bij de vorige dierenarts de patiëntenverslaglegging opgevraagd en klager gewezen op het belang van een regelmatige controle bij voortgezet gebruik van Prednoral.

3.3. Nadien heeft klager dan wel zijn echtgenote tot 24 maart 2014 op de praktijk van beklaagde herhaalrecepten voor Prednoral verkregen. Uit de stukken is gebleken dat beklaagde daarbij niet steeds de betrokken dierenarts was en dat door praktijkassistentes verschillende keren is gewezen op het belang van controle van de hond c.q. nadere diagnostiek en, indien mogelijk, afbouw van het gebruik van Prednoral.  

3.4. Op 24 maart 2014 heeft klager opnieuw contact opgenomen met de praktijk met het verzoek om een herhaalrecept Prednoral. Een praktijkmedewerker heeft na overleg met beklaagde aan klager medegedeeld dat beklaagde het niet verantwoord achtte om het middel voor te schrijven zonder de hond eerst te hebben gezien voor een controle. Klager kon zich hiermee niet verenigen, naar het college heeft begrepen omdat een dergelijk onderzoek extra kosten zou meebrengen en de uitkomst ervan in de visie van klager alleen maar zou bevestigen dat de hond, zoals was vastgesteld op door zijn vorige dierenarts, allergisch was voor granen en rijst. Klager heeft hierop aangegeven zich tot een andere dierenartsenpraktijk te wenden.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Het college stelt voorop dat naar vaste jurisprudentie niet kan worden geklaagd over de communicatie c.q. de bejegening van een diereigenaar door een dierenarts dan wel door een aan de praktijk verbonden medewerker. Bijzondere omstandigheden om van dit uitgangspunt af te wijken zijn niet gebleken. In het veterinair tuchtrecht geldt voorts als uitgangspunt dat een dierenarts in beginsel alleen op zijn of haar eigen diergeneeskundige handelen kan worden aangesproken en niet op het veterinair handelen van collegae. Met in achtneming van deze uitgangspunten zal het college thans over gaan tot bespreking van de klacht.

5.3. Prednoral is een diergeneesmiddel met als werkzaam bestanddeel Prednisolon, zijnde een synthetisch glucocorticosteroïd met een ontstekingsremmende en anti-allergische werking. Bij toepassing ervan kunnen nadelige bijwerkingen optreden -zoals verminderde afweer tegen ziekteverwekkers, verhoogde kans op septicaemie en septische cystitis, maskering van infecties, immunosuppressieve werking, bijniersuppressie, bijnierinsufficiëntie - en geldt dat de kans daarop afneemt naarmate de behandeling korter duurt en er lagere doseringen worden toegepast. Het is dan ook van belang dat de inzet van Prednoral onderbouwd en afgewogen geschiedt en dat bij het voorschrijven ervan c.q. langdurig gebruik zorgvuldigheid wordt betracht.

5.4. Uit de stukken blijkt dat ten behoeve van de hond vanaf eind oktober 2008 door de vorige dierenarts Prednoral 5 mg werd voorgeschreven vanwege chronische huidproblemen als gevolg van een vermeende allergische reactie op rijst en granen. Bij de uit de stukken blijkende aard en ernst van die jeukklachten was de initiële keuze voor toepassing van Prednoral, een op zichzelf geëigend middel bij dergelijke klachten, niet onbegrijpelijk.

5.5. Hoewel het gebruik van het middel vervolgens, ook nadat de behandeling van de hond was overgenomen door de praktijk van beklaagde, gedurende een lange periode zonder controle is voortgezet, heeft het college begrepen dat klager heeft geprobeerd het gebruik af te bouwen en te verminderen, echter tevergeefs en dat om die reden nadien door hem meermaals opnieuw om een recept Prednoral is verzocht om de hond zoveel mogelijk kwaliteit van leven te bieden.

5.6. Daargelaten dat voor het college voldoende aannemelijk is geworden dat er door de praktijkassistentes bij de verzoeken van klager om Prednoral meermaals is gewezen op de risico’s en mogelijk negatieve bijwerkingen van het middel bij langdurig gebruik, geldt dat beklaagde zelf feitelijk slechts bij het voorschrijven van Prednoral betrokken is geweest op 29 februari 2012 en op 24 maart 2014. Verder geldt dat de klacht enkel ziet op het feit dat beklaagde op 24 maart 2014 heeft geweigerd een herhaalrecept te Prednoral te verstrekken althans daar een voorbehoud in de vorm van een controle aan verbond, zodat de beoordeling door het college beperkt blijft tot haar veterinair handelen in deze op die bewuste dag.

5.7. Hoewel genoegzaam vast staat dat klager met het gebruik van Prednisolon het beste met zijn hond voor had, geldt dat een dierenarts een eigen verantwoordelijkheid heeft voor wat betreft het voorschrijven van medicatie en de controle over een dier dat langdurig op medicatie staat. Naar het oordeel van het college is in overeenstemming met de zorgvuldige beroepsuitoefening geweest dat beklaagde op 24 maart 2014 heeft geweigerd Prednoral te verstrekken voordat zij de hond had gezien. Feitelijk had dit reeds eerder behoren te gebeuren en het college acht veterinair juist en derhalve tuchtrechtelijk niet verwijtbaar dat beklaagde er die bewuste dag op heeft aangedrongen dat de hond eerst voor controle naar de praktijk zou komen, zodat eventuele bijwerkingen van het gebruik beoordeeld konden worden of over eventuele schematische afbouw kon worden gesproken dan wel kon worden bezien of toepassing van andere medicatie of een alternatieven behandeling mogelijk was. In dat kader heeft beklaagde overigens ook gesteld dat bij haar ook twijfel bestond over de wijze waarop de diagnose rijstallergie enige jaren eerder tot stand was gekomen.

5.8. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat beklaagde ten aanzien van het consult op 24 maart 2014 met betrekking tot het voorschrijven van Prednoral veterinair juist en niet verwijtbaar heeft gehandeld, door van klager te verlangen eerst met zijn hond voor controle naar de praktijk te komen . De klacht wordt dan ook ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J Hilvering, drs. B.A.M. Austie, drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, i n tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2015 door mr. G.J. van Muijen, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.