ECLI:NL:TDIVTC:2015:62 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2014/72

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:62
Datum uitspraak: 26-11-2015
Datum publicatie: 06-01-2016
Zaaknummer(s): 2014/72
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een dierenarts over de verleende nazorg en controles na een operatie van een hond ter zake van een voorste kruisbandlaesie. Ongegrond.

X,                klaagster,    

tegen

Y,                beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 september 2015. Klaagster was met haar vader aanwezig. Beklaagde heeft zich voor de zitting afgemeld.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, samengevat en zakelijk weergegeven, na een operatie bij de hond van klaagster ter zake van een voorste kruisband laesie, nalatig te hebben gehandeld met betrekking tot de verleende nazorg en controles.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klaagster, een Pit Bull , geboren op A.

3.2. Op 12 mei 2014 heeft klaagster beklaagde geconsulteerd omdat de hond was uitgegleden en vervolgens zijn rechterachterpoot niet meer belastte. Beklaagde heeft vastgesteld dat de rechterachterpoot extreem pijnlijk was bij het buigen en strekken van de knie en dat het kniegewricht matig overvuld was, met een matig positief schuiflade fenomeen. Er is Rimadyl voorgeschreven en rust geadviseerd. Omdat de symptomen konden wijzen op een voorste kruisband laesie, heeft beklaagde voorgesteld om een consult af te spreken bij een orthopedisch chirurg, die vaker in opdracht van de praktijk werkzaam was, voor nader onderzoek en eventueel aansluitend een operatie. Hiertoe werd een afspraak gemaakt voor een consult op 14 mei 2014.

3.3. Op 14 mei 2014 heeft de orthopedisch chirurg de hond onderzocht en aansluitend een zogenoemde TTA-operatie (Tibial Tuberosity Advancement) uitgevoerd. Na de operatie is in het kader van de nazorg door de chirurg geadviseerd met de hond dagelijks 4 keer 5 minuten aangelijnd mocht worden gewandeld en dat na 3 weken een eerste controle zou plaatsvinden van het wondgebied, de stand van de poot en de beweging. Na 6 weken zou dit worden herhaald en zou er ook een röntgenfoto worden gemaakt om de situatie te beoordelen en te bezien of een intensiever bewegingsprogramma kon worden gestart. De nazorg is door de orthopedisch chirurg aan beklaagde althans haar praktijk overgelaten.

3.4. Op 16 mei 2014 heeft klaagster per e-mail een foto van de operatiewond naar de praktijk van beklaagde gestuurd met de vraag of de wond er normaal uitzag en hoe ze die het beste kon verzorgen. Vanuit de praktijk is aangegeven dat de wond niet ontstoken leek en dat klaagster de wond met een tissue met lauwwarm water kon schoonhouden en eventueel een medical pet shirt kon gebruiken. Er is een tube wondgel voorgeschreven.

3.5. In de periode na de operatie en nog voor de geplande eerste controle –geagendeerd 3 weken na de operatie- heeft de partner van klaagster een consult bij beklaagde afgesproken, naar klaagster heeft gesteld in het kader van een wondcontrole. In geschil is of door beklaagde bij dit consult, behalve het wondgebied, ook de stand van de poot en de locomotie zijn beoordeeld. De hond is na afloop van het consult mee naar huis gegaan en er is geadviseerd de eerder gegeven instructies te vervolgen.

3.6. Klaagster heeft op 5 juni 2014 telefonisch contact opgenomen met de praktijk over de eerder geplande controle na 3 weken. Daarbij is vanuit de praktijk aangegeven dat deze controle niet nodig was en geen doorgang hoefde te vinden, omdat de hond kort daarvoor al was gezien, toen de hond met de partner van klaagster op de praktijk was geweest.

3.7. Op 25 juni 2014 heeft beklaagde de hond voor de tweede controle gezien en zijn er door haar röntgenfoto’s gemaakt. Uit de anamnese kwam naar voren dat de hond de geopereerde poot belastte, maar wel af en toe hinkte. Beklaagde heeft bij haar onderzoek zelf vastgesteld dat de hond de knie belastte en geen afwijkingen geconstateerd. De gemaakte röntgenfoto’s dienden nog wel door de orthopedisch chirurg worden beoordeeld en beklaagde heeft, omdat klaagster bezorgd was over het herstel, voorgesteld om na die beoordeling een afspraak met de orthopedisch chirurg te regelen.

3.8. Op 1 juli 2014 heeft er na telefonisch contact met de vader van klaagster een consult op de praktijk plaatsgevonden, omdat de hond die dag bij het uitlaten achteruit had geschopt en zijn rechter achterpoot had bezeerd. Er is, naar het college uit de stukken heeft begrepen, op de praktijk geconstateerd dat de hond zijn poot alweer kon belasten en zijn knie kon buigen en strekken en dat er crepitatie gevoeld werd. Er is contact opgenomen met de orthopedisch chirurg, die echter in het buitenland verbleef en die op afstand heeft geadviseerd om de hond rust te laten houden en bij pijn Rimadyl te geven.

3.9. Op 4 juli 2014 heeft klaagster telefonisch met beklaagde gesproken over het feit dat de röntgenfoto’s nog niet waren beoordeeld door de orthopedisch chirurg, die echter nog in het buitenland verbleef en die door beklaagde is gevraagd om daarover telefonisch contact met klaagster op te nemen. De orthopedisch chirurg heeft vanuit het buitenland een voicemailbericht voor klaagster ingesproken, waarbij hij aangaf in de daarop volgende week beschikbaar te zijn voor een consult.

3.10. Uit de patiëntenkaart van de praktijk van beklaagde valt af te leiden dat op 7 juli 2014 telefonisch met de orthopedisch chirurg is gesproken, die heeft aangegeven dat de hem (naar uit de stukken is gebleken per CD-rom) toegestuurde röntgenfoto’s lieten zien dat de TTA-plaat goed gepositioneerd zat en dat er operatietechnisch geen afwijkingen waren. Afgesproken werd dat de orthopedisch chirurg naar de praktijk zou komen om de originele röntgenfoto’s te beoordelen.

3.11. Er heeft op 9 juli 2014 een controle consult plaatsgevonden bij de orthopedisch chirurg op de praktijk van beklaagde. De orthopedisch chirurg heeft de originele röntgenfoto’s beoordeeld en geconstateerd dat de implantaten adequaat geplaatst waren en dat er een correcte botvulling van de zaagsnede was. Door klaagster werd tijdens dit consult aangegeven dat de hond al 10 weken slecht liep en na de operatie nooit goed heeft gelopen. De orthopedisch chirurg heeft de hond onderzocht en geconstateerd dat de hond die dag erg kreupel liep en veel moeite had met het belasten van de poot. De operatiewond was gesloten, maar de proximale tibia was verdikt en voelde enigszins warm aan. Er was geen sprake van crepitatie tijdens het passief buigen van de knie. Tijdens het consult is onder meer aangeboden een kijkoperatie te verrichten, echter heeft klaagster daarvan afgezien. Tijdens het consult is een gespannen sfeer ontstaan en op enig moment is klaagster met de hond naar huis vertrokken. Volgens de orthopedisch chirurg bleek na het consult later op de dag naar aanleiding van een gesprek met beklaagde dat de hond sinds de operatie helemaal niet zo slecht had gelopen als door klaagster werd gesuggereerd, maar eerst sinds een week eerder, na een ongelukkig incident tijdens het uitlaten. De orthopedisch chirurg heeft na het consult klaagster gebeld en haar voicemail ingesproken met het advies om een röntgenfoto te laten maken om te bezien wat de oorzaak van de zwelling en de pijn was, echter is klaagster hier niet meer op ingegaan.

3.12. Op 17 juli 2014 heeft klaagster op de praktijk een gesprek gehad met beklaagde en haar onvrede over het consult bij de orthopedisch chirurg geuit. Het gesprek met beklaagde heeft uiteindelijk echter niet tot een oplossing geleid.

3.13. Op 23 juli 2014 heeft klaagster zich tot een andere kliniek gewend voor een second opinion. Aldaar is de hond onderzocht en is een röntgenfoto gemaakt. Er is afgesproken dat er nog overleg met een collega dierenarts zou plaatsvinden en waarschijnlijk een operatie zou worden verricht om de knie te openen en opnieuw te inspecteren.

3.14. Op 19 augustus 2014 is de hond door een dierenarts op deze kliniek geopereerd. Bij inspectie van de knie is geconstateerd dat er veel vocht in het kniegewricht zat, dat de kruisband voor 20% beschadigd was en dat beide menisci intact waren. Er was sprake van veel reactieweefsel en artrose, naast veel reactie op de TTA-plaat, die niet gebogen en direct op de periost geschroefd leek te zijn. Deze dierenarts heeft de kruisband en alle implantaten, daaronder de plaat, verwijderd (behalve de kooi), waarna de knie is gehecht. Het college heeft uit de stukken begrepen dat de uitgevoerde operatie geslaagd is geweest en tot verbetering heeft geleid.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts hadden behoren te betrachten ten aanzien van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen. Naar vaste jurisprudentie geldt dat het er bij de beantwoording van die vraag niet om gaat of het veterinair handelen van de dierenarts beter had gekund, maar wordt als criterium aangehouden of beklaagde in de gegeven omstandigheden als redelijk handelend en redelijk bekwaam dierenarts is opgetreden.

5.2. Vast staat dat beklaagde met betrekking tot de postoperatieve zorg de door de orthopedisch chirurg verstrekte instructies heeft gevolgd en naar klaagster heeft gecommuniceerd, welke instructies door het college niet als veterinair onjuist worden beschouwd. Beklaagde heeft verder uitgelegd dat ze de betreffende poot na de operatie niet heeft ingezwachteld, omdat voor een  andere nazorgbehandeling werd gekozen en door het inzwachtelen drukplekken en ongemak konden ontstaan. Tevens is door beklaagde uitgelegd dat de poot na de operatie niet met een ice-pack is gekoeld omdat dit alleen standaard wordt gedaan bij extreme zwelling van een poot of wond die lang aanhoudt. Het college acht de door beklaagde in deze gegeven uitleg aanvaardbaar.

5.3. In de stukken wordt vermeld dat in de eerste periode na de operatie en nog voor de geplande eerste controle –die was geagendeerd 3 weken na de operatie- de partner van klaagster met de hond bij beklaagde op een consult is geweest, naar klaagster heeft gesteld voor een wondcontrole. Beklaagde wordt verweten dat zij toen alleen de wond heeft gecontroleerd en niet zou hebben beoordeeld hoe de hond liep. Het college heeft uit de stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld echter begrepen dat de hond de spreekkamer binnenliep, hetgeen betekent dat het alsdan mogelijk is geweest de locomotie te beoordelen, zoals beklaagde ook stelt te hebben gedaan. In de stukken  staat vermeld dat er weinig wondzwelling was en dat de hond de poot al redelijk belastte en redelijk liep. Het college acht verder voldoende aannemelijk gemaakt dat na dit consult en bij het telefonische consult op 5 juni 2014 geen abnormaliteiten zijn gemeld. Blijkens het verweer werd tijdens dat telefoongesprek door klaagster aangegeven dat de hond bij het opstaan kreupel was, maar daarna steeds redelijk liep, op grond waarvan te begrijpen valt  dat van de zijde van beklaagde geen ernstige complicaties werden vermoed, die tot direct nader onderzoek noopten. Dat vanuit de praktijk, gelet op die informatie en het feit dat de hond kort daarvoor nog was gezien en beoordeeld, vervolgens werd aangegeven dat het niet nodig werd bevonden om de eerder ingeplande controle, 3 weken na de operatie, nog te laten plaatsvinden, komt het college niet onverantwoord of onjuist voor. De hond liep redelijk maar nog niet optimaal, hetgeen naar het oordeel van het college echter als normaal kan worden gezien in die fase van het herstelproces.

5.4. Bij de tweede controle op 25 juni 2014 heeft klaagster bij de anamnese gemeld dat de hond de betreffende poot wel belastte, maar af en toe nog hinkte. Beklaagde heeft bij haar klinische beoordeling echter geen afwijkingen kunnen vast stellen en het college ziet geen reden om daaraan te twijfelen. In verband met de bezorgdheid van klaagster over het herstel, is door beklaagde aangeboden een afspraak te regelen met de orthopedisch chirurg, nadat deze de bij het consult gemaakte röntgenfoto’s zou hebben beoordeeld. Ook in dat opzicht kan beklaagde naar het oordeel van het college geen veterinair nalatig handelen worden verweten.

5.5. Op 1 juli 2014 heeft er na telefonisch contact met de vader van klaagster een consult op de praktijk plaatsgevonden, omdat de hond die dag bij het uitlaten achteruit had geschopt en zijn rechter achterpoot had bezeerd. Er is blijkens de stukken bij het consult op de praktijk toen geconstateerd dat de hond zijn poot alweer kon belasten en zijn knie kon buigen en strekken en dat er crepitatie voelbaar was. Er is toen contact opgenomen met de orthopedisch chirurg,  die op dat moment echter in het buitenland verbleef en die op afstand heeft geadviseerd om de hond om de hond eerstens rust te laten houden en bij pijn Rimadyl toe te dienen. Ook in dat verband valt niet in te zien dat beklaagde veterinair onjuist of onzorgvuldig heeft gehandeld.

5.6. Ten slotte geldt dat beklaagde tijdens het gesprek met klaagster op 17 juli 2014 nog heeft aangeboden opnieuw een röntgenfoto te maken, maar is klaagster niet op dit aanbod ingegaan, hetgeen naar het oordeel van het college meebrengt dat ook ten aanzien van dit consult geen sprake is geweest van nalatig handelen. De eindconclusie is dan dat het veterinair handelen van beklaagde naar het oordeel van het college binnen de grenzen van de redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, zodat de klacht ongegrond wordt verklaard.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden  drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2015 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.