ECLI:NL:TDIVTC:2015:59 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2014/49

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:59
Datum uitspraak: 26-11-2015
Datum publicatie: 06-01-2016
Zaaknummer(s): 2014/49
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Hond wordt naar dierenarts gebracht voor gebitsbehandeling, verwijderen van de anaalklieren en chemische castratie. Tijdens voorbereiding op de operatie ter zake van de anaalklieren krijgt de hond  een hartstilstand. Na succesvolle reanimatie wordt van de betreffende operatie afgezien. De volgende dag overlijdt de hond thuis. Beklaagde wordt verweten dat teveel narcosemiddel is toegediend en dat de hond te vroeg mee naar huis is gegeven. Deels gegrond, waarschuwing.

  X,                   klaagster ,    

tegen

Y,                    beklaagde .

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 september 2015. Klaagster was daarbij aanwezig. Beklaagde is niet verschenen. 

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, zakelijk weergegeven, bij het onder narcose brengen c.q. bij de  operatie van de hond van klaagster nalatig te hebben gehandeld, als gevolg waarvan het dier is komen te overlijden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klaagster, geboren op A.

3.2. Op 12 juni 2014 heeft klaagster de hond naar de praktijk van beklaagde gebracht in verband met een operatieve ingreep ter verwijdering van de anaalklieren, waarbij tevens onder narcose een gebitsreiniging zou plaatsvinden, naast dat een chemische castratie zou worden uitgevoerd. Beklaagde heeft de hond ter voorbereiding op de operatie onder narcose gebracht en daarbij intramusculair 0,2 ml Domitor en 0,1 ml Ketamine  toegediend. Na ruim een half uur is nog eens 0,1 ml Domitor intramusculair toegediend.

3.3. Na het verwijderen van tandsteen is de hond verder voorbereid op de operatie ter verwijdering van de anaalklieren. Tijdens die voorbereiding heeft de hond een ademstilstand en hartstilstand gekregen en heeft er beademing en reanimatie plaatsgevonden. De hond heeft Antisedan en Atropine toegediend gekregen. In de stukken wordt vermeld dat na enige tijd weer een zwakke polsslag voelbaar was en de hond weer begon te ademen, waarna het dier vrij snel uit de narcose ontwaakte, maar wel piepende geluiden maakte en angstig was. Van de voorgenomen operatie met betrekking tot de anaalklieren is vervolgens afgezien. Klaagster heeft, nadat ze door de praktijk is gebeld, haar hond diezelfde middag opgehaald en mee naar huis genomen. Volgens klaagster was haar hond bij het ophalen erg aan het trillen en aan het kermen, had hij nog een waas voor de ogen en reageerde hij niet op haar komst.

3.4. Uit het klaagschrift volgt dat klaagster de hond thuis in een mand heeft geplaatst en dat het dier omstreeks 17:30 uur op stond en probeerde te lopen. De hond wilde alleen drinken en niet eten en heeft enkele keren gebraakt. De volgende ochtend, omstreeks 7:15 uur, signaleerde klaagster dat haar hond slap op de grond onder de tafel lag.

3.5. Klaagster heeft gesteld dat zij hierna naar de praktijk van beklaagde heeft gebeld, maar via het antwoordapparaat te horen kreeg dat de praktijk gesloten was in verband met Pinksteren, welk weekend echter al achter de rug was. Vervolgens heeft klaagster de dierenambulance gebeld, die haar het telefoonnummer van een spoedkliniek heeft verstrekt, waar ze met haar hond terecht kon.  Aldaar is de hond klinisch onderzocht en is geconstateerd dat er sprake was van hersenschade. De hond heeft een infuusbehandeling gekregen en er is Valium toegediend. De hond kreeg epileptische aanvallen en stopte op enig moment met ademen, waarna intubatie en beademing heeft plaatsgevonden. Na enkele minuten trad echter een hartstilstand op. Reanimatie bood onvoldoende resultaat en vanwege de slechte prognose zijn na overleg de reanimatiepogingen gestaakt en is het dier overleden. Er is geen sectie verricht.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten aanzien van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Het college ziet geen reden om beklaagde in tuchtrechtelijk zin te verwijten dat is besloten tot een operatie ter verwijdering van de anaalklieren. Uit de stukken is gebleken dat er bij de hond in 2013 sprake was van een anaalklierabces en dat sedertdien recidiverende klachten ten aanzien van de anaalklieren waren opgetreden. Om dergelijke klachten voor de toekomst te voorkomen was een advies tot een operatie ter verwijdering van de anaalklieren naar het oordeel van het college veterinair niet onjuist. Daarbij is tevens voorgesteld, omdat de hond toch onder narcose zou zijn, een gebitsreiniging uit te voeren. In verband met het optreden van een bacteriemie na een gebitsreiniging, verdient het de voorkeur om een dergelijke ingreep niet te combineren met een chirurgische ingreep. Echter gezien de aard en de locatie van de ingreep, acht het college die keuze in dit geval niet verwijtbaar, hetgeen tevens geldt ten aanzien van de chemische castratie. Het college volgt klaagster dan ook niet in haar betoog dat tot een onnodige operatieve ingreep met betrekking tot de anaalklieren is geadviseerd.

5.3. Beklaagde heeft op 12 juni 2014, voorafgaande aan de voorgenomen operatie, een klinisch onderzoek uitgevoerd.  In aanmerking genomen de beschreven klinische bevindingen zijn daaruit geen contra indicaties voor het onder narcose brengen van de hond en de operatie naar voren gekomen. De hond heeft vervolgens eerst intramusculair 0,2 ml Domitor toegediend gekregen en 0,1 ml Ketamine, hetgeen ook in relatie tot het gewicht van de hond op zichzelf geen afwijkende doseringen zijn geweest. Omdat de hond vervolgens toch niet voldoende in slaap bleek te zijn, is na ongeveer een half uur nogmaals 0,1 ml Domitor toegediend.

5.4. Uit de stukken is verder gebleken dat de hond ten tijde van de reanimatie behalve Antisedan ook Atropine toegediend heeft gekregen. Deze toedieningen waren veterinair gezien niet onjuist, waarbij overigens wel intraveneuze toediening de voorkeur had gehad. Overigens is voor het college niet duidelijk geworden of de hond is geïntubeerd, hetgeen in de rede had gelegen. Hiernaast gaat het college er mede gelet op de beschreven toestand en het tijdstip waarop de hond naar huis is gegeven vanuit dat het dier op dat moment nog niet voldoende uit de narcose was ontwaakt. Weliswaar kan Domitor met Antisedan worden geantagoneerd, echter geldt dit niet voor Ketamine. Aldus had de hond in de visie van het college nog enige tijd in opname behoren te blijven en eerst op een later tijdstip aan klaagster mee naar huis worden gegeven, op een moment dat zeker was dat hij niet meer onder narcose en voldoende wakker was. In zoverre wordt de klacht gegrond geacht.

5.5. Met betrekking tot het verwijt dat klaagster, toen zij op 13 juni 2014 naar de praktijk belde en via het antwoordapparaat vernam dat de praktijk in verband met Pinksteren –welk weekend  reeds achter de rug was- gesloten was, geldt dat deze kwestie veeleer de praktijk aangaat en niet beklaagde persoonlijk. Door het college wordt daarom volstaan met de meer algemene opmerking dat het voor de hand ligt om, als een praktijk gesloten is, juiste informatie naar buiten te verstrekken althans duidelijkheid te verschaffen over waar men met een eventuele hulpvraag buiten openingstijden terecht kan.

5.6. Op grond van het vorengaande is de klacht deels gegrond. Na te melden maatregel wordt door het college passend en geboden geacht.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, als in rov. 5.4 omschreven;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2015 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.